202302234/1/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend in Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2023 in zaak nr. 21/4434 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Ouder-Amstel.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2021 heeft de burgemeester een vergunning verleend voor de exploitatie van de horeca-inrichting "Bar Bodega Don Camillo" (hierna: bar Bodega) aan de Dorpsstraat 9 in Ouderkerk aan de Amstel.
Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 juli 2021 vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en [bedrijf] (hierna: de vennootschap) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vennootschap heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en [appellant] hebben zienswijzen ingediend.
Bij besluit van 27 maart 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van [appellant] opnieuw ongegrond verklaard en de voorschriften van de verleende vergunning gewijzigd dan wel aangevuld.
[appellant] heeft tegen dat besluit gronden ingediend.
De burgemeester heeft een schriftelijke reactie gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 juni 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R. Vos, advocaat in Haarlem, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. K. Bounaanaa, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting gehoord [vennoot A] en [vennoot B], vennoten, bijgestaan door mr. Y.M. van der Meulen, rechtsbijstandverlener in Nieuwegein.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woont tegenover bar Bodega en stelt overlast te ondervinden van het komen en gaan van bezoekers van de bar in de nachtelijke uren en van het buiten roken van bezoekers. De vergunning strekt tot verlenging van de exploitatievergunning die in 2015 is verleend. In de exploitatievergunning van 14 februari 2021 zijn openingstijden opgenomen van maandag tot en met zondag van 09.00 uur tot 04.00 uur.
2. Bij besluit van 27 maart 2023 heeft de burgemeester, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, een nieuw besluit op bezwaar genomen. In dit besluit heeft de burgemeester het bezwaar van [appellant] opnieuw ongegrond verklaard. Gelet op de artikelen 6:24 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het hoger beroep van rechtswege mede betrekking op dit besluit.
3. De vennootschap heeft haar voorwaardelijk incidenteel hoger beroep op de zitting ingetrokken.
Procesbelang
4. De burgemeester stelt dat [appellant] geen belang meer heeft bij een uitspraak op het hoger beroep (procesbelang), omdat op 15 februari 2024 een nieuwe exploitatievergunning is verleend. Daarbij is opnieuw onderzoek gedaan naar de inrichting, de overlast en de sluitingstijden, aldus de burgemeester.
4.1. [appellant] heeft tegen het besluit van 15 februari 2024, waarbij voor bar Bodega een nieuwe exploitatievergunning is verleend, bezwaar en vervolgens beroep bij de rechtbank ingesteld. Op dat beroep is nog niet beslist, zodat de vergunning niet onherroepelijk is. Indien het besluit tot vergunningverlening in beroep of eventueel in hoger beroep geen standhoudt, herleeft de vergunning van 14 februari 2021, zoals gewijzigd bij het besluit van 27 maart 2023. [appellant] heeft daarom nog belang bij een uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank en op het beroep van rechtswege tegen het besluit van 27 maart 2023.
Het hoger beroep
5. [appellant] heeft de gronden over het over ontbreken van een tekening bij de vergunning en het gebruik van de eerste verdieping van het pand op de zitting ingetrokken.
6. Het hoger beroep richt zich alleen tegen het oordeel van de rechtbank dat de exploitatie van bar Bodega niet in strijd is met het Bestemmingsplan Ouderkerk aan de Amstel. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bar Bodega een horeca-inrichting is die valt onder categorie 3, als bedoeld in het bestemmingsplan. Volgens [appellant] valt bar Bodega onder categorie 4. Hij stelt daartoe dat exploitatie in de nachtelijke uren alleen is toegestaan bij horecacategorie 4 en dat bar Bodega, doordat de openingstijden afwijken van de ‘normale’ openingstijden uit de Algemene plaatselijke verordening Ouder-Amstel 2019 (hierna: APV), een nachtclub is, behorend tot horecacategorie 4. Omdat ter plaatse slechts horeca tot en met categorie 3 is toegestaan, had de burgemeester de vergunning op grond van artikel 2.28 van de APV moeten weigeren, aldus [appellant].
6.1. Ingevolge artikel 2.28, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
6.2. Het perceel Dorpsstraat 9 ligt in het bestemmingsvlak "Centrum" en heeft de functie-aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3". Dit betekent dat horecacategorie 1 tot en met 3 is toegestaan.
Ingevolge artikel 1.43 van de planregels wordt onder "horeca" verstaan: "Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie, niet zijnde discotheek of bar/dancing."
Restaurants vallen in categorie 1 of 2.
In categorie 3 vallen: café, bar, bierhuis, biljartcentrum, proeflokaal en zaalverhuur.
In categorie 4 vallen: discotheek, bar/dancing, partycentrum en nachtclub.
Ingevolge artikel 1.33 van de planregels wordt onder "café" verstaan: "een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid."
Ingevolge artikel 1.36 van de planregels wordt onder "discotheek/dancing" verstaan: "een bedrijf dat is gericht op het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren."
6.3. De burgemeester en de rechtbank hebben terecht geoordeeld dat bar Bodega valt in horecacategorie 3 van de planregels.
In de planregels zijn de begrippen "horeca", "café" en "discotheek/dancing" gedefinieerd. De burgemeester heeft bij de beoordeling van de vraag welke categorie van toepassing is, terecht bij die definities aansluiting gezocht. Bar Bodega biedt geen gelegenheid tot dansen en is ook niet gericht op het ten gehore brengen van livemuziek. Bar bodega is een café, als omschreven in artikel 1.33 van de planregels, dat in de nachtelijke uren open mag zijn. Het bestemmingsplan kent geen onderscheid naar openingstijden, wel naar soort en aard van de horeca. Het enkele feit dat de vergunde openingstijden afwijken van en ruimer zijn dan de openingstijden uit de APV, maakt niet dat bar Bodega een nachtclub is in de zin van artikel 1.43 van de planregels. Er is dus geen strijd is met het bestemmingsplan, zodat de vergunning niet op grond van artikel 2.28, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV kan worden geweigerd.
Het betoog slaagt niet.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, voor zover deze is aangevallen.
Het beroep tegen het besluit van 27 maart 2023
8. Bij besluit van 27 maart 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van [appellant] opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 14 februari 2021 gehandhaafd onder aanvulling van de voorschriften en de motivering. De sluitingstijd van 04.00 uur is in stand gelaten.
9. [appellant] heeft zijn gronden tegen dit besluit op de zitting als volgt beperkt en toegelicht. [appellant] kan zich verenigen met de nieuwe vergunningvoorschriften maar stelt dat de handhaving van deze voorschriften lastig en gebrekkig is. Dit aspect heeft de burgemeester niet of onvoldoende betrokken bij de afweging van de belangen bij de verruiming van de openingstijden, aldus [appellant].
9.1. Ingevolge artikel 2.28, tweede lid, van de APV kan, onverminderd artikel 1:8, de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Ingevolge artikel 1:8, eerste lid, kan de vergunning worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
[…]
d. de bescherming van het milieu;
e. het voorkomen of beperken van overlast;
[…]
Ingevolge artikel 1:4 kunnen aan de vergunning voorschriften worden verbonden die strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.
In artikel 2:29, eerste lid, van de APV zijn voor openbare inrichtingen sluitingstijden opgenomen van 01.00 uur van maandag tot en met vrijdag en 02.00 uur op zaterdag en zondag.
Ingevolge artikel 2:29, tweede lid, kan de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting of een daartoe behorend terras.
9.2. De burgemeester overweegt dat geen aanleiding bestaat het sluitingsuur te vervroegen naar bijvoorbeeld het door [appellant] voorgestelde sluitingstijdstip van 24.00 uur. Hij wijst erop dat in de periode 2017-2021 slechts op twee momenten een overtreding is geconstateerd terwijl er regelmatig gecontroleerd wordt. Bar Bodega staat volgens de burgemeester al jaren bekend als nachtcafé en ontleent daar een aanzienlijk gedeelte van de inkomsten aan. Er is bewust voor gekozen om voor bar Bodega een latere sluitingstijd te vergunnen met het idee dat het uitgaanspubliek niet op straat zou blijven hangen na sluiting van de andere uitgaansgelegenheden en daarmee overlast zou veroorzaken. In het Horecahandhavingsbeleid 2013 is bar Bodega ook als nachtcafé opgenomen. Verder wijst de burgemeester op de voorschriften die zijn toegespitst op naleving en controle. De voorschriften strekken er onder meer toe dat toezichthouders effectief kunnen optreden indien in de nachtelijke uren overlast dreigt te ontstaan.
9.3. Niet is bestreden dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vergunningvoorschriften toereikend zijn om overlast in voldoende mate te beperken. Evenmin is bestreden dat de vergunningvoorschriften binnen de aangevraagde bedrijfsvoering naleefbaar zijn. Voor zover deze voorschriften niet worden nageleefd, is dit een aspect van handhaving. [appellant] stelt dat de handhaving in de praktijk lastig en gebrekkig is, maar dat kan niet leiden tot het oordeel dat de belangenafweging die de burgemeester ten grondslag heeft gelegd aan de sluitingstijd van 04.00 uur, ondeugdelijk is.
Het betoog slaagt niet.
9.4. Het beroep tegen het besluit van 27 maart 2023 is ongegrond.
Proceskosten
10. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van de burgemeester van Ouder-Amstel van 27 maart 2023 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzitter, en mr. H. Benek en mr. M.C Stoové, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzitter
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
190-1147