ECLI:NL:RVS:2025:3435

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
202403261/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontheffing voor het doden van edelherten in de Oostvaardersplassen

Op 6 december 2023 verleende het college van gedeputeerde staten van Flevoland aan Stichting Faunabeheereenheid Flevoland een ontheffing op grond van artikel 3.17 van de Wet natuurbescherming voor het doden van edelherten met een geweer en gebruikmaking van een demper. Deze ontheffing geldt voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028, met als doelstand 500 dieren in de Oostvaardersplassen en omliggende gebieden. Staatsbosbeheer is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze ontheffing.

Stichting Diervriendelijk Nederland, gevestigd in Utrecht, heeft tegen deze ontheffing beroep aangetekend, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep op 5 april 2024 ongegrond. De stichting ging in hoger beroep, waarbij het college van gedeputeerde staten van Flevoland incidenteel hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 23 april 2025 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door gemachtigden en advocaten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak op 23 juli 2025 geoordeeld dat de stichting niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit van 6 december 2023. De rechtbank had het beroep van de stichting ten onrechte ontvankelijk geacht. De Afdeling verklaarde zowel het hoger beroep van de stichting als het incidenteel hoger beroep van het college gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de stichting.

Uitspraak

202403261/1/A2.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. Stichting Diervriendelijk Nederland, gevestigd in Utrecht (hierna: de stichting),
2. het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden­-Nederland (hierna: de rechtbank) van 5 april 2024 in zaak nr. 24/649 in het geding tussen:
de stichting
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2023 heeft het college aan Stichting Faunabeheereenheid Flevoland een ontheffing verleend als bedoeld in artikel 3.17 van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) voor het doden van edelherten met een geweer en gebruikmaking van een demper.
Bij uitspraak van 5 april 2024 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een zienswijze gegeven.
Het college en de stichting hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2025, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en ing. M.H. Middelkamp, vergezeld door [gemachtigde C], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.D. Reinders en mr. L. Verhees, advocaten in Den Haag, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Staatsbosbeheer, vertegenwoordigd door mr. M. van Egmond, drs. IJ. Zwart, drs. J. Bijl en mr. A.Y. Muus, en Stichting Faunabeheereenheid Flevoland, vertegenwoordigd door [gemachtigde D], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Bij het besluit van 6 december 2023 heeft het college aan Stichting Faunabeheereenheid Flevoland een ontheffing verleend op grond van artikel 3.17 van de Wnb voor het 24 uur per etmaal doden van edelherten met een geweer en gebruikmaking van een demper in de Oostvaardersplassen en de gebieden daaromheen voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028, tot een doelstand van 500 dieren. Staatsbosbeheer is eigenaar en beheerder van het Natura 2000-gebied de Oostvaardersplassen en zal de ontheffing uitvoeren.
2.       Het college betoogt in zijn incidenteel hoger beroep dat de rechtbank de stichting ten onrechte als belanghebbende bij het besluit van 6 december 2023 heeft aangemerkt en het beroep van de stichting daarom ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. Het college voert daartoe aan dat de doelstelling van de stichting, zoals opgenomen in haar statuten, zowel in functioneel als in territoriaal opzicht veel te ruim is om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Ook verricht de stichting geen feitelijke werkzaamheden die in het verlengde liggen van de statutaire doelstelling en die in relatie staan tot de verleende ontheffing.
2.1.    De Afdeling staat niet alleen door het incidenteel hoger beroep maar ook ambtshalve voor de vraag of de stichting als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit van 6 december 2023. Voor het antwoord op de vraag of een rechtspersoon die opkomt voor een algemeen belang belanghebbende is bij een besluit, zijn de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van die rechtspersoon bepalend.
2.2.    De stichting heeft op 6 juli 2023 haar statuten gewijzigd. Bij deze statutenwijziging heeft de stichting naast haar naam ook haar doelstellingen gewijzigd. Niet in geschil is dat uit de statuten, zoals deze voor de wijziging luidden (hierna: de oude statuten), volgt dat de stichting destijds, voor zover hier van belang, onder meer ten doel had om op te komen voor de belangen en rechten van dieren in het wild en het bestrijden van leed dat dieren wordt aangedaan, alsook het bevorderen van het welzijn en de rechten van dieren. Met de statutenwijziging heeft de stichting haar doelstellingen uitgebreid, in die zin dat zij eveneens ten doel heeft om op te komen voor de belangen en rechten van dieren in Natura 2000-gebieden of andere ‘rewilding’ gebieden.
2.3.    De stichting heeft in beroep op verzoek van de rechtbank een overzicht van feitelijke werkzaamheden overgelegd. In hoger beroep heeft de stichting dit overzicht aangevuld. Van de werkzaamheden die volgens het aangevulde overzicht door [gemachtigde B] zijn verricht is de Afdeling van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat deze namens de stichting zijn uitgevoerd. Deze werkzaamheden worden daarom bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten. Uit het aangevulde overzicht volgt dat de stichting in de periode voorafgaand aan de statutenwijziging, naast het voeren van procedures weinig tot geen feitelijke werkzaamheden heeft verricht waaruit, in samenhang bezien met de zeer ruim geformuleerde doelstellingen van de oude statuten, blijkt dat de stichting de bij de ontheffing betrokken belangen in het bijzonder behartigt. De doelstellingen van de stichting zijn na de statutenwijziging mede gericht op de belangen en rechten van dieren in Natura 2000-gebieden, zoals de Oostvaardersplassen. De stichting heeft in de periode vanaf de statutenwijziging tot aan het verstrijken van de beroepstermijn, naast het voeren van procedures evenwel ook weinig tot geen feitelijke werkzaamheden verricht waaruit, in samenhang bezien met de nog steeds ruim geformuleerde doelstellingen van de gewijzigde statuten, blijkt dat de stichting de bij de ontheffing betrokken belangen in het bijzonder behartigt. De stichting is daarom geen belanghebbende bij dat besluit. De rechtbank heeft het beroep van de stichting dan ook ten onrechte ontvankelijk geacht. Omdat dit moet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank zijn zowel het hoger beroep van de stichting als het incidenteel hoger beroep van het college gegrond.
3.       Het hoger beroep van de stichting en het incidenteel hoger beroep van het college zijn gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling verklaart het beroep alsnog niet-ontvankelijk.
4.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep van Stichting Diervriendelijk Nederland gegrond;
II.       verklaart het incidenteel hoger beroep van het college van gedeputeerde staten van Flevoland gegrond;
III.      vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden­-Nederland van 5 april 2024 in zaak nr. 24/649;
IV.     verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
V.      veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Flevoland tot vergoeding van bij Stichting Diervriendelijk Nederland in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand;
VI.     bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan Stichting Diervriendelijk Nederland het door haar betaalde griffierecht van € 559,00 voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
809