202306082/1/R1.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend in Den Haag,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend in Den Haag,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2023 heeft het college het definitief plaatsingsplan "ondergrondse restafvalcontainers Bloemenbuurt-Oost (buurt 51), Segbroek, Den Haag" vastgesteld. Daarbij zijn onder meer de locaties 51-12 en 51-15A aangewezen voor de plaatsing van een of meer ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de behandeling van het beroep van [persoon] tegen dit besluit afgesplitst van de behandeling van het beroep in zaak nr. 202306082/1/R1 en voortgezet onder zaak nr. 202306082/4/R1.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
[appellant sub 1] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 23 mei 2025, waar het college, vertegenwoordigd door D. van der Klaauw en W. van Lith, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. In het plaatsingsplan is onder meer de locatie 51-12 ter hoogte van de Larixstraat 38-54 aangewezen voor de plaatsing van twee ORAC’s. De Larixstraat ligt tussen de Segbroeklaan en de Hanenburglaan. De locatie voor de ORAC’s ligt nabij de kruising met de Segbroeklaan. [appellant sub 1] en anderen wonen aan de Larixstraat 38-54. Zij vinden locatie 51-12 om verschillende redenen, waaronder de verkeersveiligheid, ongeschikt voor de plaatsing van ORAC’s. De ORAC’s zijn inmiddels geplaatst.
In het plaatsingsplan is ook locatie 51-15A ter hoogte van Irisstraat 115-119 aangewezen voor de plaatsing van twee ORAC’s. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wonen aan de Irisstraat 125. Zij vinden locatie 51-15A om verschillende redenen geen geschikte locatie voor de plaatsing van ORAC’s. Ook deze ORAC’s zijn inmiddels geplaatst.
Leeswijzer
2. Eerst zal de Afdeling het toetsingskader in deze zaak uiteenzetten. Aangezien iedere appellant beroep heeft ingesteld tegen een andere locatie, zal de Afdeling de beroepen per appellant behandelen. Onder 5 tot en met 13 behandelt de Afdeling vervolgens het beroep van [appellant sub 1] en anderen. Daarna behandelt de Afdeling onder 14 tot en met 17 het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B].
Toetsingskader
3. Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.
4. In deze procedure gaat het om de aanwijzing van twee locaties voor een ORAC. De keuze van het college om voor de inzameling van restafval gebruik te maken van ORAC’s ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van een ondergrondse container, toeneming van verkeer van en naar een ondergrondse container en (verkeers-)hinder die gepaard gaat met het legen van een ondergrondse container. Maar uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van een ondergrondse container en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van een ondergrondse container maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1464. De Afdeling zal daarom alleen beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
Geschiktheid - Verkeersveiligheid
5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de plaatsing van de ORAC’s tot verkeersonveilige situaties zal leiden. Als de ORAC’s geleegd worden, dan zal het autoverkeer gestremd worden en zullen auto’s en fietsers de stoep op rijden. Dat zal de oudere bewoners van de Larixstraat 38-54 in gevaar brengen. Dit is al eens gebeurd toen de straat was geblokkeerd, zo brengen [appellant sub 1] en anderen naar voren. Daar komt bij dat er geen opstelplekken zijn waar auto’s kunnen wachten wanneer de ORAC’s worden geleegd. Ook is in het "Vooroverleg over Verkeerszaken" (hierna: het Vooroverleg) niet specifiek gekeken naar de verkeersveiligheid op locatie 51-12. De afvalophaaldienst Haagse Milieu Services (hierna: HMS) heeft dat ook niet gedaan, zo betogen [appellant sub 1] en anderen. Daarnaast heeft het college aangegeven dat het legen van de ORAC’s vijf tot tien minuten zal duren. In werkelijkheid duurt dat minimaal twaalf minuten. Ten slotte zal de verkeersveiligheid verslechteren wanneer de Larixstraat een eenrichtingsweg zal worden. Het college wil dit volgens [appellant sub 1] en anderen gaan realiseren.
5.1. De Afdeling is van oordeel dat het college locatie 51-12 geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van ORAC’s uit het oogpunt van verkeersveiligheid. Er zijn voor zover het de verkeersveiligheid betreft geen locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden die maken dat het college reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. De Afdeling overweegt daartoe het volgende.
Het college heeft het ontwerpplaatsingsplan voorgelegd aan het Vooroverleg. Dit vooroverleg heeft positief geadviseerd over het ontwerpplaatsingsplan. Dat het Vooroverleg locatie 51-12 niet specifiek benoemt in het verslag van de vergadering van 21 juli 2022 maakt nog niet dat het Vooroverleg de locatie niet heeft beoordeeld. In het reglement van het Vooroverleg staat dat het Vooroverleg wijzigingen in de Haagse buitenruimte op verkeersaspecten toetst. Een van die aspecten is de verkeersveiligheid. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het Vooroverleg dat niet zou hebben gedaan voor wat betreft locatie 51-12.
Het college heeft het ontwerpplaatsingsplan ook voorgelegd aan HMS. Op de zitting heeft het college toegelicht dat HMS een ronde heeft gemaakt langs de locaties in het ontwerpplaatsingsplan en die beoordeeld heeft op verkeersveiligheid. Ook HMS is akkoord met de aangewezen locatie. Dat het wat langer duurt dan vijf tot tien minuten om de ORAC’s te legen, zoals [appellant sub 1] en anderen stellen, maakt verder nog niet dat het legen van ORAC’s niet van korte duur is.
De Afdeling stelt verder vast dat er op de uitritconstructie van de Larixstraat met de Segbroeklaan plekken zijn waar auto’s kunnen wachten, onder meer aan de zijkanten daarvan. Bovendien kunnen autobestuurders die vanaf de Segbroeklaan komen aanrijden, er ook voor kiezen door te rijden naar een van de andere toegangswegen van de Bomenbuurt. Er bestaat verder geen aanleiding om aan te nemen dat fietsers de legingswagen niet kunnen passeren. Gelet op het voorgaande heeft het college ervan uit mogen gaan dat het risico op onveilige verkeerssituaties als gevolg van de plaatsing van de ORAC’s niet onaanvaardbaar is. Het verkeersonveilige gedrag dat [appellant sub 1] en anderen benoemen, is niet volledig uit te sluiten. Dat is verder een kwestie van handhaving die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Voor wat betreft de plannen van het college uit het "Voorstel van het college inzake Plan van Aanpak Operatie Bloemenbuurt" overweegt de Afdeling dat het college nog niet heeft besloten welke wegen een eenrichtingsweg zullen worden. De Afdeling beoordeelt het definitieve plaatsingsplan aan de hand van de feiten en omstandigheden die zich voordeden en het recht dat gold op het moment van het nemen van het vaststellingsbesluit. De eventuele toekomstige verkeerssituatie kan daarom niet bij deze beoordeling betrokken worden.
Het betoog slaagt niet.
Geschiktheid - Parkeerdruk
6. [appellant sub 1] en anderen betogen dat bij de plaatsing van de ORAC’s een parkeerplaats verloren gaat, waardoor de parkeerdruk nog verder verhoogd wordt. Ook vrezen zij dat er daardoor meer illegaal geparkeerd zal worden op de hoeken van de Larixstraat.
6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het op grond van het gemeentelijke beleidsstuk "Parkeerstrategie Den Haag 2021-2030" (hierna: de Parkeerstrategie) geen doorslaggevend gewicht hoeft toe te kennen aan het belang van het niet toenemen van de parkeerdruk.
6.2. In de Parkeerstrategie staat dat parkeerdruk in de buurt geen beletsel zal zijn voor het implementeren van belangrijke ontwikkelingen, zoals het plaatsen van ondergrondse restafvalcontainers. Mocht zo’n ontwikkeling leiden tot een ongewenste stijging van de parkeerdruk, dan kan dit effect teniet worden gedaan door het aantal uit te geven parkeervergunningen te verlagen. Dit beleid komt de Afdeling niet onredelijk voor. Gelet hierop heeft het college geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen aan het belang bij het voorkomen van een toename van de parkeerdruk door het vervallen van een parkeerplaats.
Het betoog slaagt niet.
Geschiktheid - Kroonprojectie
7. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de ORAC’s binnen de kroonprojectie van een boom vallen. Dat is volgens [appellant sub 1] en anderen in strijd met gemeentelijk beleid.
7.1. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en anderen op dit punt hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het college af had moeten zien van het aanwijzen van de locatie. Op de zitting heeft het college toegelicht dat ter plaatse is gekeken of de ORAC’s onder de kroonprojectie van een boom zou komen te staan. Dat was niet het geval. De Afdeling ziet geen reden om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. Daar komt bij dat HMS niet heeft aangegeven dat het legen van de ORAC’s op deze locatie problemen zal opleveren.
Het betoog slaagt niet.
Geschiktheid - Geur, uitzicht en bijplaatsingen
8. Volgens [appellant sub 1] en anderen zullen de ORAC’s vooral in de zomer tot stankoverlast en bijplaatsing van afval leiden. Bovendien wordt door de ORAC’s het uitzicht vanuit de Larixstraat 38-54 op de straat aangetast.
8.1. Zoals hiervoor onder 4 is overwogen, kan een zekere mate van geurhinder inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem en hoeven deze gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg te staan. Gezien de ruime afstand tussen de ORAC’s en de gevel van de Larixstraat 38-54, hoefde het college naar het oordeel van de Afdeling daar geen aanleiding in te zien om de aangewezen locatie niet geschikt te achten. Over het bijplaatsen van afval overweegt de Afdeling dat dit een kwestie van handhaving is. Voor wat betreft de gevolgen voor het uitzicht van de bewoners van de Larixstraat 38-54 overweegt de Afdeling dat van ORAC’s slechts de inworptrommel en de ombouw zichtbaar is. Daardoor beïnvloeden de containers het straatbeeld alleen in beperkte mate.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over de geschiktheid van de locatie
9. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het college locatie 51-12 geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ORAC’s.
Alternatieve locatie
10. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het college locatie 51-12 niet mocht aanwijzen, omdat er een geschiktere locatie is. De ORAC’s zouden volgens [appellant sub 1] en anderen op de afgeronde hoek van de Hanenburglaan en de Larixstraat geplaatst moeten worden geplaatst. Deze locatie zou beter zijn voor de leefbaarheid van de straat. Ook wordt de Larixstraat niet meer gestremd als de ORAC’s geleegd worden. Daarnaast kunnen leidingen en kabels omgelegd worden tijdens het rioleringsrenovatieproject. De loopafstand wordt voor bewoners nauwelijks verlengd. Bovendien kunnen de ORAC’s zo geplaatst worden, dat de boom op de hoek niet verwijderd hoeft te worden.
10.1. In overweging 9 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
10.2. Het college stelt zich op het standpunt dat de alternatieve locatie van [appellant sub 1] en anderen niet geschikter is dan locatie 51-12.
10.3. Een van de randvoorwaarden uit het Programma die het college hanteert bij de specifieke locatiekeuze van ORAC’s houdt in dat de ondergrondse infrastructuur zo min mogelijk wordt omgelegd. Er ligt een gasleiding van Stedin onder de grond op de alternatieve locatie. Die zal Stedin willen omleggen, omdat de gasleiding beschadigd kan raken wanneer de ORAC’s geplaatst worden. [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd dat een medewerker van de gemeente tegen hen heeft gezegd dat kabels en leidingen gemakkelijk kunnen worden omgelegd. Ook als dat het geval is, neemt dat niet weg dat daar kosten mee zijn gemoeid die het college niet hoeft te maken bij locatie 51-12. De Afdeling is van oordeel dat de alternatieve locatie van [appellant sub 1] en anderen alleen al daarom niet zodanig geschikter is dan locatie 51-12, dat het college voor de alternatieve locatie had moeten kiezen. Er hoeft daarom niet te worden beoordeeld of de andere argumenten van het college om niet voor deze locatie te kiezen juist zijn.
Het betoog slaagt niet.
Heeft het college willekeurig gehandeld?
11. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het college voor andere, vergelijkbare locaties de locatie van ORAC’s heeft aangepast naar aanleiding van de zienswijzen van bewoners. Dat het college op grond van vergelijkbare argumenten locatie 51-12 niet heeft aangepast, getuigt volgens [appellant sub 1] en anderen van willekeurig handelen door het college. Het college heeft de belangen en argumenten van [appellant sub 1] en anderen ten onrechte niet meegewogen in de besluitvorming.
11.1. [appellant sub 1] en anderen verwijzen naar locatie 51-17A, 51-30A en 51-36B. In de Nota van Antwoord staat dat Locatie 51-17A met 10 meter is opgeschoven in verband met ligging van kabels en leidingen. Verder is locatie 51-30A ongeveer anderhalve meter opgeschoven vanwege de ligging van kabels en leidingen. Bij locatie 51-36B heeft het college afgezien van uitbreiding van het Irisplein die nodig was om de ORAC’s te plaatsen, vanwege de kosten van de uitbreiding en het beperkte resultaat daarvan.
11.2. De Afdeling stelt vast dat het college de locatie van de ORAC’s heeft aangepast vanwege omstandigheden die zich niet voordoen bij locatie 51-12. Bij locatie 51-12 is niet gebleken dat de ligging van de kabels de locatie ongeschikt maakt, waar dat wel het geval was bij locatie 51-17A en locatie 51-36B. Daarnaast hoeft locatie 51-12 niet aangepast te worden om de plaatsing van de ORAC’s mogelijk te maken, zoals het college wilde doen bij locatie 51-30A. Gelet hierop is locatie 51-12 niet vergelijkbaar met de locaties 51-17A, 51-30A en 51-36B. Het college heeft daarom niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel behandeld door die drie locaties te wijzigen en dat niet te doen bij locatie 51-12.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over het beroep van [appellant sub 1] en anderen
12. Het beroep is ongegrond.
13. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]
Is de locatie geschikt?
14. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat locatie 51-15A niet geschikt is voor het plaatsen van ORAC’s. Ter onderbouwing voeren zij aan dat ze geluidsoverlast zullen ervaren van het geluid van de rolcontainer en dat hun zoon door het geluid van de ORAC’s slechter zal slapen, omdat zijn slaapkamer op minder dan drie meter van de locatie ligt. Ook zullen zij stankoverlast van de rolcontainer ervaren. Daarnaast vrezen zij dat er afval naast de ORAC’s geplaatst zal worden als deze vol zijn, wat ongedierte zal aantrekken. Daar komt bij dat er verkeershinder zal ontstaan bij het legen van de ORAC’s. Ten slotte voeren [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] aan dat hun huis in waarde zal dalen vanwege de ORAC’s en de bijkomende geurhinder en overlast van rondslingerend afval.
14.1. In wat [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college locatie 51-15A niet geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van ORAC’s. Zoals hiervoor onder 4 is overwegen, kan een zekere mate van geluid- en geurhinder namelijk inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem en hoeven de deze gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg te staan. Daarbij is van belang dat het college heeft toegelicht dat de ORAC’s zullen worden voorzien van een dubbelschalige trommel met rubberen dempers, waardoor de geluidsoverlast beperkt wordt. Op de zitting is verder naar voren gekomen dat de afstand tussen de locatie en de slaapkamer van de woning van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] meer dan 1,7 m is. Die afstand is daarmee groter dan de minimale afstand tot de gevel van 1,5 m die het college hanteert. Ook de (verkeers-)hinder die gepaard gaat met het legen van de ORAC’s hoeft onder normale omstandigheden niet in de weg te staan aan de aanwijzing van een locatie. Verder heeft het college toegelicht dat de ORAC’s voorzien zijn van sensoren die de HMS tijdig informeren dat de ORAC moet worden geleegd. Onder normale omstandigheden is de ORAC dus niet te vol en is er geen aanleiding om afval naast de ORAC te plaatsen. Voor zover er toch afval naast de container wordt geplaatst, is dit een kwestie van handhaving die in deze zaak niet aan de orde kan komen. Ten slotte is van belang dat het bovengrondse deel van de ORAC’s beperkt is in omvang. Het straatbeeld wordt dus in geringe mate beïnvloed. Een ernstige waardedaling van de woning is daarom ook niet aannemelijk.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locaties
15. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat er vier andere locaties zijn, die zodanig geschikter zijn dan locatie 51-15A dat het college had moeten kiezen voor een van deze alternatieve locaties. Het betreft een locatie bij de kruising van de Goudsbloemlaan en de Irisstraat, een locatie op een klein stukje groen aan de Sneeuwklokjesstraat, een locatie ergens langs de Goudsbloemlaan en een locatie in de buurt van het Segbroek College.
15.1. Het college stelt zich op het standpunt dat locatie 51-15A niet zodanig geschikter is voor de plaatsing van de ORAC’s dan de alternatieve locaties dat het college reden had moeten zien om locatie 51-15A niet aan te wijzen.
15.2. In overweging 14.1 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college locatie 51-15A geschikt heeft mogen achten. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
15.3. Over de alternatieve locatie op de kruising van de Goudsbloemlaan en de Irisstraat heeft het college toegelicht dat er bij deze locatie een grote hoeveelheid verkeersbewegingen is. De wegbeheerder is daarom volgens het college niet akkoord met deze alternatieve locatie. Ook heeft het college op de zitting toegelicht dat er bij deze alternatieve locatie evenementen plaatsvinden. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben dit niet betwist. Daarnaast heeft het college in zijn verweerschrift toegelicht dat op deze alternatieve locatie veel kabels en leidingen onder de grond liggen, wat niet is betwist door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. Verder wordt de loopafstand bij deze alternatieve locatie voor sommige huishoudens aanzienlijk vergroot, zoals het college heeft toegelicht. Gezien de nadelen die aan deze alternatieve locatie kleven, heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat deze alternatieve locatie niet zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie dat het had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
Voor wat betreft de alternatieve locatie op de Sneeuwvlokjesstraat stelt de Afdeling vast dat op deze alternatieve locatie al ORAC’s zijn geplaatst, waardoor ook deze locatie niet zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie dat het college had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
Over de alternatieve locatie langs de Goudsbloemlaan heeft het college toegelicht dat de loopafstand ook bij deze alternatieve locatie voor sommige huishoudens aanzienlijk wordt vergroot. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben dat niet betwist. Het college heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat deze locatie niet zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie dat het had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben verder niet gespecificeerd waar de alternatieve locatie bij het Segbroek College zich bevindt. Alleen al omdat [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] niet hebben aangegeven waar deze alternatieve locatie zich bevindt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat deze locatie zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie dat het college had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]
16. Het beroep is ongegrond.
17. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
703-1134