ECLI:NL:RVS:2025:345
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 29 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 13 november 2024 een aanvraag ingediend bij de minister van Asiel en Migratie, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 20 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Anik, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling in hoger beroep stukken heeft overgelegd die niet eerder in de procedure zijn ingediend. Deze stukken werden niet meegenomen in de beoordeling, omdat de vreemdeling geen toereikende verklaring heeft gegeven voor het niet eerder overleggen van deze documenten. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in tegenwoordigheid van griffier mr. L.C. Lodeweges, en werd openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.