ECLI:NL:RVS:2025:3458

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
202303261/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van vertrouwelijke stukken in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de minister van Justitie en Veiligheid een verzoek ingediend om de kennisneming van vertrouwelijke stukken te beperken, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De minister heeft aangevoerd dat er gewichtige redenen zijn voor deze beperking, waaronder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en het belang van de veiligheid van de staat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de stukken ingezien en beoordeeld of de weigering van kennisneming gerechtvaardigd is. De Afdeling oordeelt dat de minister zijn verzoek voldoende heeft gemotiveerd en dat de belangen van de minister in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de stukken. De Afdeling heeft echter ook geoordeeld dat voor bepaalde delen van de bestuurlijke rapportage geen gewichtige redenen zijn om de kennisneming te beperken. De minister is verzocht om een geschoonde versie van de rapportage aan te leveren. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.

Uitspraak

202303261/2/A3.
Datum beslissing: 25 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 april 2023 in zaak nr. 21/2507 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 april 2023 in zaak nr. 21/2507.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een bestuurlijke rapportage van de politie-eenheid Den Haag en de mutaties die daaraan ten grondslag liggen.
[appellant] heeft een reactie ingediend.
Overwegingen
Inleiding
1.       In de bodemzaak gaat het over de verplichting die de minister op grond van artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding aan [appellant] heeft opgelegd om zich op maandag en donderdag om 10 uur te melden bij de politie in Den Haag. De minister heeft zich voor dat besluit gebaseerd op de bestuurlijke rapportage.
Verzoek
2.       De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen. Die redenen zijn volgens de minister de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen die worden genoemd in de stukken en het voorkomen van onevenredige benadeling van die personen. Ook het belang van opsporing en vervolging en het belang van de veiligheid van de staat zijn redenen voor de beperkte kennisneming van de stukken, aldus de minister.
Reactie [appellant]
3.       [appellant] vindt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit gewichtige redenen zijn. Ook heeft de minister niet gemotiveerd waarom die voor de hele bestuurlijke rapportage gelden. De minister had per onderdeel een specifieke motivering moeten geven. [appellant] verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022,  ECLI:NL:RVS:2022:2007.
[appellant] verzoekt de Afdeling het verzoek af te wijzen of in ieder geval het verzoek gedeeltelijk af te wijzen. [appellant] heeft daarvoor meerdere opties gegeven.
Beoordeling door de Afdeling
4.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
5.       De Afdeling vindt dat de minister zijn verzoek om beperkte kennisneming van de bestuurlijke rapportage en de mutaties in het kader van deze beslissing voldoende heeft gemotiveerd. Een specifiekere motivering of een motivering per onderdeel was voor deze stukken, gelet op de context en de inhoud van de stukken, niet nodig. De uitspraak waarnaar [appellant] heeft verwezen, gaat over een verzoek om inzage in politiegegevens. Dat de motivering voor de weigering om inzage te verlenen in de bestuurlijke rapportage in die zaak nader geconcretiseerd had moeten worden, betekent niet dat dat ook geldt voor bestuurlijke rapportages bij de beoordeling of sprake is van gewichtige redenen zoals in dit geval.
6.       De Afdeling heeft de stukken ingezien. Zij stelt vast dat deze informatie bevatten over [appellant].
6.1.    Over de mutaties oordeelt de Afdeling dat de door de minister gestelde belangen aanwezig zijn en dat deze belangen in dit geval zwaarder wegen dan het belang dat [appellant] kennisneemt van deze stukken. Daarbij weegt ook mee dat de minister oorspronkelijk niet over de mutaties beschikte omdat het niet gebruikelijk is dat de minister deze van de politie krijgt en zij pas door vragen van de rechtbank tot de op deze zaak betrekking hebbende stukken zijn gaan behoren.
6.2.    Ook een deel van de bestuurlijke rapportage bevat namen van personen en gegevens over de informatiepositie van de politie. Als [appellant] daar kennis van zou hebben, zou dat ertoe kunnen leiden dat de politie haar werkzaamheden niet meer goed kan uitvoeren en zou dat de veiligheid van de staat in gevaar kunnen brengen. Voor zover daar sprake van is, weegt het belang van [appellant] minder zwaar. Dat is anders voor de volgende delen van de bestuurlijke rapportage:
- bladzijde 1, met uitzondering van de naam van de aanbieder;
- bladzijde 2, 3 en 4 tot aan III;
- op bladzijde 9 de twee alinea’s onder het kopje Afsluiting.
Voor deze passage uit de bestuurlijke rapportage oordeelt de Afdeling dat er geen gewichtige reden is dat alleen de Afdeling daarvan kennis mag nemen. De Afdeling zal daarom de minister verzoeken een geschoonde versie van de bestuurlijke rapportage over te leggen.
7.       De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming gedeeltelijk gerechtvaardigd.
8.       Als de minister geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel I. aangeduide verzoek om een geschoonde versie van de bestuurlijke rapportage toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af wat betreft de in overweging 6.2 genoemde passages van de bestuurlijke rapportage;
II.       wijst het verzoek toe wat betreft het overige;
III.      verzoekt de minister van Justitie en Veiligheid binnen 14 dagen na heden een geschoonde versie van de bestuurlijke rapportage aan de Afdeling en de andere partij toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025
290