202503192/2/A3.
Datum uitspraak: 24 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van:
1. de burgemeester van Tilburg, verzoeker,
2. De Baron Udenhout B.V. (hierna: De Baron), gevestigd te Udenhout, gemeente Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 april 2025 in zaken nrs. 24/3923 en 24/3662 in het geding tussen:
1. [partij sub 1A] en [partij sub 1B],
2. [partij sub 2A] en [partij sub 2B],
3. [partij sub 3A] en [partij sub 3B],
hierna tezamen: de omwonenden,
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2023 heeft de burgemeester aan De Baron een exploitatievergunning en een alcoholwetvergunning voor een horeca-inrichting aan de Schoorstraat 37 te Udenhout verleend.
Bij besluit van 12 maart 2024 heeft de burgemeester de door de omwonenden daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 april 2025 heeft de rechtbank het door de omwonenden daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 maart 2024 vernietigd voor zover dat besluit betrekking heeft op de exploitatievergunning en de burgemeester opgedragen in zoverre een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak hebben de burgemeester en De Baron hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft de burgemeester de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De omwonenden hebben een zienswijze gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2025, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.D.A. Dellevoet, De Baron, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. T.N. Bakkes, advocaat in Tilburg, en de omwonenden, vertegenwoordigd door [partij sub 2A], bijgestaan door mr. J.C.W. van Eekeren, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. De burgemeester heeft aan De Baron een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 38 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg (hierna: de APV) en een alcoholwetvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet te verleend voor een horeca-inrichting op het adres Schoorstraat 37 te Udenhout. Daar was tot 2023 Brasserie De Kat gevestigd. De exploitatievergunning is verleend voor een brasserie/restaurant van 90 m2 met twee terrassen: een terras van 185 m2 aan de voor- en zijkant en een terras van 115 m2 aan de achterkant, grenzend aan het tuinpad. Ook een speeltuin van 200 m2 hoort bij deze horeca-inrichting. De omwonenden hebben bezwaren tegen de exploitatievergunning omdat zij overlast ervaren van de horeca-inrichting.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft het beroep van de omwonenden gegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester niet het juiste gewicht heeft toegekend aan de belangen van de omwonenden in het kader van de afweging die hij op grond van artikel 41, tweede en derde lid, van de APV moet maken. Bij die toets of de exploitatievergunning tot een ontoelaatbare aantasting van de woon- en leefsituatie leidt, moet de burgemeester uitgaan van het feitelijke karakter van de straat en de wijk, de feitelijke bedrijfsvoering van de het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse blootstaat door de exploitatie van het horecabedrijf. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat door het nieuwe terras en de succesvolle promotie De Baron veel meer bezoekers aantrekt dan voorheen en dat door de overkapping en de terrasverwarming bezoekers langer kunnen blijven zitten. Volgens de rechtbank staat vast dat dit leidt tot meer parkeerdruk, meer geluid en een hogere frequentie van de bevoorrading. Gelet hierop is sprake van een zodanige wijziging in de feitelijke bedrijfsvoering, dat die nadelige invloed kan hebben op het woon- en leefklimaat hebben in de directe omgeving van De Baron. Het enkele feit dat het bestemmingsplan een horecabedrijf toestaat op deze locatie is onvoldoende om te concluderen dat De Baron dus geen ontoelaatbare nadelige invloed heeft op het woon- en leefklimaat. Verder doet de enkele verwijzing naar de juridische parkeer- en geluidsnormen geen recht de door de omwonenden ervaren reële overlast. Daarbij komt dat de voor De Baron geldende ruime sluitingsuren van artikel 32 van de APV volgens de rechtbank niet passend zijn op deze locatie en een ontoelaatbare nadelige invloed kunnen hebben op het woon- en leefklimaat hebben in de directe omgeving van De Baron. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat zonder nadere voorschriften over openingstijden, bevoorradingstijden en bezoekersaantallen, het realiseren van voldoende (openbare) parkeerplaatsen en een beperking van de omvang van het terras aan de achterkant, het woon- en leefklimaat van de omwonenden op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door De Baron. Volgens de rechtbank ligt het in de rede dat hierover passende voorschriften worden opgenomen in de exploitatievergunning.
Verzoek om een voorlopige voorziening
4. De burgemeester heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen ertoe strekkende dat hij geen (onverkorte) uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat op zijn hoger beroep is beslist. De burgemeester stemt in met het oordeel van de rechtbank dat zijn toets aan artikel 41, tweede en derde lid, van de APV en de daarmee gepaard gaande belangenafweging onvoldoende is geweest. De burgemeester is het echter niet eens met het oordeel van de rechtbank dat hij in het nieuwe besluit op bezwaar voorschriften moet verbinden aan de exploitatievergunning van De Baron over openingstijden, bevoorradingstijden en bezoekersaantallen, het realiseren van voldoende (parkeerplaatsen) en een beperking van de omvang van het terras aan de achterkant. De burgemeester vindt dat de rechtbank met die voorschriftenplicht onrechtmatig in de ruimte treedt die de burgemeester heeft om na afweging van alle berokken belangen een zelfstandig oordeel te vormen over de vraag of de woon- en leefsituatie in de omgeving van De Baron op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De burgmeester vindt bovendien dat de rechtbank bij de beoordeling van het besluit op bezwaar van een onjuiste feitencomplex is uitgegaan.
Beoordeling van het verzoek
5. De voorzieningenrechter is van oordeel, gelet op de termijn waarbinnen de burgemeester een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen, spoedeisend belang aanwezig is. De voorzieningenrechter zal het verzoek beoordelen aan de hand van een voorlopige rechtmatigheidsoordeel.
6. Op grond van artikel 38, eerste lid, van de APV geldt dat het de exploitant verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren. Op grond van het tweede lid van dit artikel geldt dat de burgemeester aan de vergunning voorschriften kan verbinden.
Op grond van artikel 41, tweede lid van de APV kan de burgemeester de vergunning in artikel 38 geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen, dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of zal worden beïnvloed door het horecabedrijf. Op grond van het derde lid van dit artikel geldt dat de burgemeester bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringsgrond rekening houdt met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse blootgesteld of zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
7. De burgemeester heeft ter zitting nader toegelicht dat de afweging die hij bij het nemen van het nieuwe besluit in het kader van artikel 41, tweede en derde lid, van de APV dient te maken niet zonder meer als resultaat behoeft te hebben dat beperkende voorschriften over alle door de rechtbank genoemde onderwerpen moeten worden verbonden aan de exploitatievergunning van De Baron. De burgemeester is sinds de uitspraak van de rechtbank doende met de voorbereiding van het nieuwe besluit op bezwaar en in dat verband zijn onderzoeken gaande. Zo wordt een verkeerdeskundige geraadpleegd waarbij de verkeerssituatie in de omgeving wordt bezien. Ook wordt er gekeken naar geluidsoverlast en zijn er gesprekken gevoerd met de exploitant om meer informatie te vergaren over hun feitelijke activiteiten. Met de derde belanghebbenden zal nog worden gesproken. De burgemeester zal alle aldus verkregen informatie betrekken bij de heroverweging. Daarbij moet hem echter, gelet op bovengenoemde artikelleden de ruimte worden gelaten om zelfstandig een oordeel te vormen of, en zo ja, welke voorschriften verbonden moeten worden aan de exploitatievergunning.
8. De voorzieningenrechter acht gelet op de toelichting van de burgemeester niet bij voorbaat uitgesloten dat diens hoger beroep zal slagen, omdat de rechtbank, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende oog heeft gehad voor de beoordelingsruimte die de burgemeester heeft bij de toetsing aan artikel 41, tweede en derde lid, van de APV door te oordelen dat zonder nadere voorschriften over openingstijden, bevoorradingstijden en bezoekersaantallen, het realiseren van voldoende (openbare) parkeerplaatsen en een beperking van de omvang van het terras aan de achterkant, het woon- en leefklimaat van de omwonenden op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door De Baron. Hoewel de voorzieningenrechter onderkent dat deze onderwerpen alle van invloed zijn op het woon- en leefklimaat ter plekke acht hij het van belang dat de burgemeester een eigen afweging maakt, waarbij hij de onderzoeken naar de gestelde parkeerproblemen en het geluidsoverlast betrekt en zich meer rekenschap geeft van de belangen van de omwonenden. Naar aanleiding van deze afweging zal de burgemeester moeten bezien in hoeverre het nodig is om bij de exploitatievergunning nadere voorschriften te stellen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom toegewezen zoals hierna bepaald. Nu de door de rechtbank gegeven beslistermijn inmiddels is verstreken, acht de voorzieningenrechter het in het belang van de omwonenden dat daarbij een termijn wordt gesteld voor het nemen van het nieuwe besluit op bezwaar.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
10. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de burgemeester van Tilburg totdat op het hoger beroep is beslist geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voor zover hem daarin is opgedragen bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar nadere voorschriften te stellen over openingstijden, bevoorradingstijden en bezoekersaantallen, het realiseren van voldoende (openbare) parkeerplaatsen en een beperking van de omvang van het terras aan de achterkant;
II. draagt de burgemeester van Tilburg op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van Deventer-Lustberg
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2025
1105