ECLI:NL:RVS:2025:3507
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 februari 2024 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 14 mei 2025 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State heeft besloten dat het hoger beroep ongegrond is en dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.