ECLI:NL:RVS:2025:3512

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
202503955/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inreisverbod door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 28 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod uitgevaardigd tegen de appellant. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 12 juli 2025 het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door D.J. Groenwold, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.

In het hogerberoepschrift heeft de appellant niet voldaan aan de wettelijke eisen zoals gesteld in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De appellant heeft niet duidelijk gemaakt op welk punt de uitspraak van de rechtbank niet juist zou zijn en waarom. De rechtbank had in haar uitspraak al toegelicht waarom de minister het inreisverbod mocht uitvaardigen. Aangezien het hogerberoepschrift niet aan de eisen van de wet voldeed, kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep.

De Afdeling heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en de minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. van Driesten, griffier.

Uitspraak

202503955/1/V2.
Datum uitspraak: 28 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 12 juli 2025 in zaak nr. 23/12694 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod tegen appellant uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 12 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door D.J. Groenwold, hoger beroep ingesteld.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Wat appellant in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd, voldoet niet aan de wet (artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000). Volgens de wet moet iemand die hoger beroep instelt, uitleggen op welk punt de uitspraak van de rechtbank niet juist is en waarom dat volgens hem zo is. Dat heeft appellant niet gedaan. De rechtbank heeft in de uitspraak uitgelegd waarom de minister een inreisverbod mocht uitvaardigen. In hoger beroep legt appellant niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank niet juist is. Omdat het hogerberoepschrift dus niet aan de eisen van de wet voldoet, kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. van Driesten, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driesten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025
1048