202501786/1/R2,
202501786/2/R2,
202501787/1/R2 en
202501787/2/R2.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
Stichting Herplant de Lindeboom, gevestigd in Oosterhout,
verzoekster,
en
1. de raad van de gemeente Oosterhout,
2. het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2024 heeft het college hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld.
Bij besluit van 17 december 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Centrum 2017, herziening 3 (Keiweg-Ridderstraat)" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft de stichting beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 3 juli 2025, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. D. Al-Zubaidi zijn verschenen. Voorts is ter zitting Van Wanrooij Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtide B], als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Toepassing van artikel 8:86 van de Awb
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder
2. Op de zitting heeft de stichting aangegeven dat haar beroepsgronden enkel gericht zijn tegen het besluit tot vaststelling van het plan en niet tegen het besluit tot vaststelling hogere waarden. De voorzieningenrechter zal daarom verder niet de inhoud van het besluit tot vaststelling hogere waarde bespreken.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 7 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
4. Het plan voorziet in de realisatie van een appartementencomplex met daarin 60 appartementen op de hoek van de Keiweg met de Ridderstraat in Oosterhout. De locatie betreft Keiweg 74, 76, 78, 80, 82, 84, 86 en 88. In de huidige situatie bevinden zich daar een voormalige winkelvoorziening en enkele leegstaande woningen.
5. De stichting is het niet eens met het plan. Zij vreest voor een verkeersonveilige situatie.
Toetsingskader
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Gronden van het beroep
- Verkeersveiligheid
7. De stichting betoogt dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft verricht naar de verkeersveiligheid op het kruispunt tussen de Keiweg en de Ridderstraat terwijl het plan voorziet in een verdere verslechtering van de verkeerssituatie. Zij wijst erop dat in de afgelopen jaren op de Ridderstraat meerdere dodelijke verkeersslachtoffers zijn gevallen. Volgens de stichting is de oplossing hiervoor een rotonde met vrijliggende fiets- en voetpaden, maar wordt dit door een versmalling van de Keiweg onmogelijk. Bovendien zorgt het plan voor volumineuze bouw op een van de hoeken van het kruispunt, wat volgens de stichting zorgt voor een nog onoverzichtelijkere verkeerssituatie.
7.1. In de zienswijzennota en paragraaf 4.6.3 van de plantoelichting is de raad ingegaan op het aspect verkeer. Daarin staat dat de verkeersgeneratie als gevolg van het plan is bepaald aan de hand van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381. Het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal is in de bestaande situatie berekend op 4.605,39 en na realisatie van het plan en een andere ontwikkeling aan de Keiweg 57 op 4.932,59. Gelet hierop zal het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal toenemen met 327,2 per etmaal. Het totaal aantal motorvoertuigbewegingen inclusief de toename blijft binnen de bandbreedte van maximaal tussen de 4.000 en 6.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal en wordt volgens de raad aanvaardbaar geacht. De raad heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat er geen noodzaak is voor het aanleggen van een vrijliggend fietspad als onderdeel van de weg of voor de aanleg van een rotonde. Bij de Keiweg die de functie van "erftoegangsweg - type 1" heeft, is er die noodzaak niet, omdat de met het plan beoogde ontwikkeling niet ten koste gaat van de ruimte die beschikbaar is voor het auto- en fietsverkeer, omdat de Keiweg, die buiten het plangebied valt, ongewijzigd blijft.
7.2. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad heeft beoordeeld of de toename van het aantal motorvoertuigen leidt tot een verkeersonveilige situatie. De raad mocht zich op het standpunt stellen dat, hoewel het plan leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen, dit aantal binnen de aanvaardbare brandbreedte blijft en dat de ontwikkeling niet tot een verkeersonveilige situatie zal leiden. Hierbij heeft de raad de kenmerken van de Keiweg en de relatief kleine toename van het aantal verkeersbewegingen kunnen betrekken. De voorzieningenrechter ziet in het betoog van de stichting geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet de bandbreedte uit de CROW-publicatie 381 als uitgangspunt mocht gebruiken voor de beoordeling of er een veilige verkeerssituatie ontstaat.
7.3. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter in wat de stichting aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de raad een rotonde met vrijliggende fiets- en wandelpaden moet realiseren. De raad heeft in de zienswijzennota gemotiveerd waarom het niet nodig is om die aan te leggen. Daarbij heeft de raad toegelicht dat om verkeersongevallen in de toekomst te voorkomen, de regeling van de verkeerslichten zal worden aangepast, wat zal leiden tot een verbetering van de verkeersveiligheid. Dat een rotonde met vrijliggende fietspaden noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid, heeft de stichting niet onderbouwd met concrete gegevens. Evenmin is gebleken dat de bouw van de appartementen zal zorgen voor een onoverzichtelijke en daarmee onaanvaardbare verkeerssituatie.
Het betoog slaagt niet.
- Woondeal
8. De stichting betoogt dat de raad ten onrechte niet voldoet aan het streven dat nieuwe woningbouwplannen worden verdeeld in 30 % sociale huur, 40 % overig betaalbare huur en 30 % vrije sector (hierna: de 30-40-30-regeling) zoals vastgelegd in de "Woondeal voor de Stedelijke Regio Breda - Tilburg" (hierna: de Woondeal), die op 9 maart 2023 is overeengekomen tussen het Rijk, de provincie Noord-Brabant, en gemeenten en woningcorporaties gelegen in de stedelijke Regio Breda-Tilburg. Volgens de stichting overtreedt de raad de 30-40-30-regeling moedwillig.
8.1. De Woondeal komt voort uit de huidige woningnood en is mede gericht op het bouwen van voldoende woningen op korte termijn in de regio Breda ¬- Tilburg. Op grond van de Woondeal geldt voor de gemeente Oosterhout een netto minimale opgave van 915 woningen in de periode van 2022 tot en met 2026. Verder is opgenomen dat voor nieuwe woningbouwplannen de 30-40-30-regeling het uitgangspunt is.
Uit de anterieure overeenkomst, die in maart 2022 is gesloten tussen de gemeente Oosterhout en Van Wanrooij Projectontwikkeling B.V. volgt dat de beoogde appartementen worden verdeeld in maximaal 40 % middeldure en dure koopwoningen en minimaal 60 % dure huurwoningen.
8.2. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad zich terecht op het standpunt stelt dat het voor de beoogde herontwikkeling niet vereist is om te voldoen aan de 30-40-30-regeling. Uit de Woondeal volgt namelijk dat een ontwikkeling waarvoor met de ontwikkelaar afspraken zijn gemaakt vóórdat de Woondeal is gesloten, een zogeheten "zacht plan", niet hoeft te voldoen aan de 30-40-30-regeling. In deze gevallen moet bekeken worden of aanpassing aan de regeling zinvol en wenselijk is, met die restrictie dat aanpassing niet tot (grote) vertraging mag leiden.
De onderhavige ontwikkeling maakt onderdeel uit van de woningbouwplanning vóórdat de Woondeal is gesloten. De ontwikkeling is gaande sinds 2004 en in 2016 en 2018 zijn door de raad specifieke uitgangspunten en randvoorwaarden vastgesteld. Volgens de raad zal het opnieuw formuleren van deze uitgangspunten en randvoorwaarden, het in procedure brengen daarvan, het ontwerpen van een nieuw stedenbouwkundige opzet, het voeren van een nieuwe omgevingsdialoog daarvoor, het opnieuw uitvoeren van alle onderzoeken, het vertalen in een ontwerpbestemmingsplan en het in procedure brengen daarvan zorgen voor een substantiële vertraging. De raad wijst erop dat dit in strijd is met de doelstelling van de Woondeal, namelijk het oplossen van de woningnood.
Bovendien maakt de onderhavige herontwikkeling onderdeel uit van de in de Woondeal benoemde "sleutelgebieden". Hiervoor is een rijkssubsidie verleend en afgesproken dat deze locaties voortvarend moeten worden gerealiseerd en waar mogelijk moeten worden versneld.
Gelet hierop is van strijd met de Woondeal niet gebleken.
Het betoog slaagt niet.
- Overige beroepsgronden
9. Hetgeen de stichting overigens naar voren heeft gebracht, over inbreidingsmogelijkheden op aanwijzing van de provincie Noord-Brabant en over het overdragen van 258 m2 aan openbare ruimte aan Van Wanrooij Projectontwikkeling B.V., geeft geen aanleiding voor de conclusie dat het plan in zoverre gebreken bevat en slaagt daarom ook niet.
Relativiteit
10. Omdat de beroepsgronden niet slagen, is de voorzieningenrechter niet ingegaan op de het standpunt van de raad dat het relativiteitsvereiste aan vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staat.
Conclusie
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
680-1140