ECLI:NL:RVS:2025:3544

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
202203849/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B. Blomberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake last onder dwangsom opgelegd aan GoodStay Groep B.V. door het college van burgemeester en wethouders van Almere

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van HuurSnel West B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder het bezwaar van HuurSnel West tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een last onder dwangsom die was opgelegd aan GoodStay Groep B.V. om overtredingen van verschillende wet- en regelgeving te beëindigen. HuurSnel West stelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend door een fout van een PostNL-medewerker, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat er geen bewijs was voor deze claim. De rechtbank bevestigde het standpunt van het college dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. HuurSnel West voerde ook aan dat de dwangsom niet aan haar was opgelegd, maar aan GoodStay Groep B.V. De Afdeling oordeelde dat HuurSnel West geen dwangsom had verbeurd, omdat de last niet aan haar was opgelegd. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze het beroep tegen het invorderingsbesluit ongegrond verklaarde, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

202203849/1/R1.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
HuurSnel West B.V., gevestigd in Barendrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 18 mei 2022 in zaak nrs. 21/1139, 21/1524, 21/1140 en 21/1304 in het geding tussen onder meer:
HuurSnel West
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2020 heeft het college aan GoodStay Groep B.V./Goodstay/StaySolutions een last onder dwangsom opgelegd om overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), het Voorbereidingsbesluit Woningsplitsing en Kamerverhuur, de Wet ruimtelijke ordening en het Bouwbesluit 2012 te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 28 januari 2021 heeft het college het door HuurSnel West daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 8 februari 2021 heeft het college besloten over te gaan tot invordering van de door HuurSnel West/Staysolutions verbeurde dwangsom van € 75.000,00 omdat zij niet binnen de begunstigingstermijn aan de bij besluit van 24 januari 2020 opgelegde last heeft voldaan.
Bij uitspraak van 18 mei 2022 heeft de rechtbank het door HuurSnel West daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft HuurSnel West hoger beroep ingesteld.
HuurSnel West heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2025, waar HuurSnel West, vertegenwoordigd door mr. H.P. Wiersema, advocaat in Den Bosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Haan, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Ontvankelijkheid
2.       De termijn om bezwaar te maken tegen het besluit van 24 januari 2020 liep tot en met 6 maart 2020. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift op 20 maart 2020 bij de rechtbank in een voorlopige voorzieningenprocedure is ingediend en daarna is doorgestuurd naar het college, maar dat het college dit bezwaarschrift nog niet eerder van HuurSnel West had ontvangen. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college is het bezwaarschrift te laat ingediend en is niet gebleken van redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3.       De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat het college het bezwaar van HuurSnel West terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.       HuurSnel West betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat het bezwaar door een fout van een PostNL-medewerker te laat is ontvangen. Zij heeft hierover aangevoerd dat zij het juist geadresseerde bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn op 3 maart 2020 voor aangetekende verzending bij PostNL heeft afgeleverd en dat de medewerker van PostNL het adres van HuurSnel West heeft ingevoerd in plaats van dat van het college. HuurSnel West heeft ter onderbouwing van haar stelling een verzendbewijs overgelegd met daarop het adres van HuurSnel West in Barendrecht. HuurSnel West heeft er verder op gewezen dat haar toenmalige gemachtigde op 3 maart 2020 ook namens SF Almere een bezwaarschrift tegen het besluit heeft ingediend en dat dit bezwaarschrift wel in goede orde is ontvangen door het college. Dat beide bezwaarschriften tegelijkertijd bij PostNL zijn aangeboden versterkt het betoog dat PostNL een fout heeft gemaakt, aldus HuurSnel West.
4.1.    De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat een medewerker van PostNL een fout heeft gemaakt bij de adressering van de gestelde aangetekende verzending van het bezwaarschrift van HuurSnel West en dat het bezwaarschrift om die reden niet bij de gemeente is bezorgd. Dat het door dezelfde toenmalige gemachtigde aangeboden bezwaarschrift van SF Almere wel bij het college is aangekomen, is daarvoor onvoldoende. Niet is in te zien hoe de medewerker van PostNL aan de adresgegevens van HuurSnel West zou zijn gekomen als het aangeboden poststuk was geadresseerd aan de gemeente Almere, zoals gesteld. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het adres van HuurSnel West mogelijk als retouradres op de envelop stond vermeld en PostNL daardoor op de hoogte kwam van dat adres, zoals HuurSnel West op de zitting van de Afdeling opperde. Uit het wel ontvangen bezwaarschrift van SF Almere blijkt dat de toenmalige gemachtigde gebruik maakte van een vensterenvelop met daarop vermeld het adres van de gemachtigde. In het aangevoerde zijn ook verder geen aanwijzingen dat de medewerker van PostNL een verkeerd adres heeft ingevoerd. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dar er geen redenen zijn die leiden tot de conclusie dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het college heeft het bezwaar van HuurSnel West dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Het invorderingsbesluit
5.       HuurSnel West betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat zij geen dwangsom kan verbeuren, omdat de last onder dwangsom niet aan haar is opgelegd, maar aan een andere rechtspersoon.
5.1.    De Afdeling volgt niet het standpunt van het college dat HuurSnel West geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van deze beroepsgrond. Dat de dwangsom inmiddels is betaald door een andere rechtspersoon betekent niet dat het procesbelang van HuurSnel West daarmee is vervallen.
5.2.    De last onder dwangsom is gericht aan GoodStay Groep B.V./GoodStay/StaySolutions. Dat betekent dat GoodStay Groep B.V. als overtreder is aangemerkt en aan de last moet voldoen. Het invorderingsbesluit is gericht aan HuurSnel West B.V./StaySolutions. De twee rechtspersonen GoodStay Groep B.V. en HuurSnel West B.V. zijn weliswaar onderdeel van hetzelfde concern, maar van elkaar te onderscheiden entiteiten. Er is in dit geval geen reden om deze twee rechtspersonen met elkaar te vereenzelvigen. Dat GoodStay GroepB.V. en HuurSnel West B.V. beide als handelsnaam StaySolutions gebruiken, leidt niet tot een ander oordeel, alleen al omdat heel veel vennootschappen binnen het concern deze handelsnaam gebruiken en deze dus onvoldoende onderscheidend is. Omdat de last niet aan HuurSnel West is opgelegd en zij daarom geen dwangsom heeft verbeurd, heeft het college de verbeurde dwangsom niet bij HuurSnel West kunnen invorderen. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover daarbij het beroep tegen het invorderingsbesluit van 8 februari 2021 ongegrond is verklaard. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van HuurSnel West tegen het besluit van 8 februari 2021 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige, voor zover aangevallen, bevestigd.
7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 8 februari 2021 ongegrond is verklaard;
III.      verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 8 februari 2021 gegrond;
IV.      vernietigt dit besluit van 8 februari 2021, kenmerk 193291;
V.       bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige, voor zover aangevallen;
VI.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Almere tot vergoeding van bij HuurSnel West B.V. in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Almere aan HuurSnel West B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
604