202502255/1/A2.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 28 augustus 2024 heeft de examencommissie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellante] om een nieuwe tentamengelegenheid voor het vak Contractenrecht toegewezen.
Bij beslissing van 6 maart 2025 heeft het CBE het door [appellante] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen die beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 mei 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. R. Verspaandonk, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. S.A. Snoeren en mr. R. van Schoonhoven, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Achtergrond
2. [appellante] volgt het doorstroomprogramma van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: de VU) en de Hogeschool van Amsterdam (hierna: HvA). Bij dit programma combineren studenten onderwijs van HBO-Rechten met het onderwijs op de VU, met als doel direct toelaatbaar te zijn tot de master Rechtsgeleerdheid van de VU. Een van de vakken van het doorstroomprogramma is het vak Contractenrecht; een vak dat wordt gegeven aan de VU. De examencommissie had in studiejaar 2023-2024 aangegeven dat studenten bij het tentamen van dat vak, afgenomen op 27 oktober 2023, enkel gebruik mochten maken van een digitale wettenbundel. Een medestudent had daartegen administratief beroep ingesteld. Het CBE heeft dit op 12 december 2023 gegrond verklaard en de examencommissie opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Bij de herkansing van 21 december 2023 hebben studenten vervolgens de gelegenheid gekregen om gebruik te maken van een papieren wettenbundel, voorzien van tabjes en markeringen.
3. De medestudent heeft de herkansing niet behaald en was van mening dat hem een extra tentamenkans had moeten worden aangeboden. Dit verzoek is door de examencommissie afgewezen en het door hem daartegen ingestelde administratief beroep is door het CBE ongegrond verklaard. Daartegen heeft de medestudent beroep ingesteld. Dat beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 7 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3214, gegrond verklaard. De medestudent heeft ten onrechte slechts één tentamenkans gekregen die aan de regels voldoet en niet de twee kansen waarop hij op grond van artikel 3.5, eerste lid onder a, van de Onderwijs- en Examenregeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid studiejaar 2023-2024 (hierna: de OER) recht heeft. De Afdeling heeft de examencommissie opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op zijn verzoek voor een extra tentamenkans voor het vak Contractenrecht. 4. De examencommissie heeft naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2024 alle studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen van 27 oktober 2023 een vervangende tentamenkans aangeboden. Omdat het een zeer grote groep studenten betrof, was het volgens de examencommissie logistiek niet mogelijk om iedereen nog in studiejaar 2023-2024 een extra tentamenkans aan te bieden. De examencommissie heeft daarom aan studenten die in aanmerking kwamen voor de laatstekansregeling, als bedoeld in artikel 3.5, vierde lid, van de OER, nog in studiejaar 2023-2024 de extra tentamenkans aangeboden. Voor de andere studenten is de extra tentamenkans in studiejaar 2024-2025 aangeboden.
5. [appellante] heeft in studiejaar 2023-2024 deelgenomen aan de eerste kans voor het vak Contractenrecht. Daarvoor heeft zij een 2,8 behaald. Op 21 december 2023 heeft zij deelgenomen aan de herkansing. Daarvoor heeft zij een 4,3 behaald. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2024 heeft [appellante] op 8 augustus 2024 de examencommissie verzocht om een extra tentamenkans voor het vak Contractenrecht. Dit verzoek heeft de examencommissie toegewezen, waarbij [appellante] erop is gewezen dat de extra tentamenkans waarschijnlijk zal worden aangeboden in januari 2025. Verder heeft de examencommissie geadviseerd deel te nemen aan de reguliere tentamenkansen van het vak Contractenrecht van studiejaar 2024-2025. [appellante] heeft het vak op 23 oktober 2024 met een 6,0 behaald.
Beslissing van het CBE
6. Het CBE heeft het standpunt ingenomen dat de examencommissie op een correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2024, door aan alle studenten die hebben deelgenomen aan de reguliere eerste kans van 27 oktober 2023 een extra tentamengelegenheid voor het vak Contractenrecht aan te bieden. Hierbij heeft zij bij het faciliteren van een tentamenkans vóór het einde van het studiejaar 2023-2024, gelet op de logistieke uitdaging, terecht een onderscheid gemaakt tussen studenten die in aanmerking kwamen voor de laatstevakregeling uit artikel 3.5, vierde lid, van de OER, en studenten die meer vakken hadden openstaan, zoals [appellante]. Niet is gebleken dat de examencommissie in de door [appellante] aangevoerde omstandigheden aanleiding had moeten zien de hardheidsclausule toe te passen. [appellante] heeft niet verzocht haar nog in studiejaar 2023-2024 de extra tentamengelegenheid aan te bieden. Ook heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij ten tijde van haar verzoek aansluitend op het tentamen Contractenrecht zou kunnen beginnen met haar afstudeerstage of anderszins te kennen gegeven belang te hebben bij het afleggen van het tentamen vóór 1 september 2024. De examencommissie heeft dus terecht geen aanleiding gezien om [appellante] nog in studiejaar 2023-2024 een extra tentamengelegenheid voor het vak Contractenrecht aan te bieden, aldus het CBE.
7. Het CBE heeft verder het verzoek van [appellante] om schadevergoeding afgewezen. Niet is gebleken dat de examencommissie onrechtmatig heeft gehandeld.
Beoordeling van het beroep
8. De Afdeling begrijpt het beroep van [appellante] zo dat het CBE heeft miskend dat de examencommissie haar nog in studiejaar 2023-2024 de extra tentamenkans had moeten aanbieden. Door dit tentamen pas in studiejaar 2024-2025 aan te bieden, heeft de examencommissie geen juiste toepassing gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2024. Verder heeft de examencommissie ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule. [appellante] stelt dat zij, als zij het vak Contractenrecht in studiejaar 2023-2024 had behaald, nog maar twee vakken open zou hebben staan, waardoor zij had kunnen beginnen met haar stage aan de HvA. Nu zij niet in september 2024 kon beginnen aan haar stage, heeft zij studievertraging opgelopen.
8.1. Voorop staat dat de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2024 niet in deze procedure voorligt. Hoewel die uitspraak voor de examencommissie aanleiding is geweest om uit coulance alle studenten een extra tentamenkans aan te bieden voor het vak Contractenrecht, heeft die uitspraak geen betrekking op die studenten. Voor zover het betoog van [appellante] ertoe strekt dat de examencommissie op een incorrecte wijze toepassing heeft gegeven aan de uitspraak van 7 augustus 2024, slaagt dit dus niet.
8.2. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de beslissing van de examencommissie op het verzoek van [appellante] onrechtmatig is omdat daarin niet in studiejaar 2023-2024 de extra tentamenkans voor het vak Contractenrecht is aangeboden, omdat ten onrechte geen toepassing is gegeven aan de hardheidsclausule.
8.3. Voorop staat dat [appellante] niet in aanmerking komt voor de laatstekansregeling van de VU. Een van de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen is dat een student alle onderwijseenheden om te voldoen aan de eisen van het examen heeft behaald op één na. [appellante] had aan het einde van studiejaar 2023-2024 nog de vakken Contractenrecht, Goederenrecht en Burgerlijk procesrecht & Insolventierecht aan de VU openstaan. Dit betekent dat [appellante], ongeacht of zij het vak Contractenrecht zou hebben behaald, nog twee vakken open zou hebben staan. De examencommissie heeft daarin, op basis van het eigen gemaakte onderscheid, geen aanleiding hoeven zien om haar nog in studiejaar 2023-2024 de extra tentamenkans aan te bieden.
Wat betreft de studievertraging van [appellante], omdat zij niet kon beginnen met haar stage van de HvA, staat voorop dat de VU niet gebonden is aan regelgeving en beleid dat door de HvA is opgesteld. Het CBE heeft op de zitting bij de Afdeling hierover toegelicht dat de examencommissie ook geen zicht heeft op hetgeen de student nog aan vakken open heeft staan bij de HvA en dat studenten die deelnemen aan het doorstroomprogramma ervan op de hoogte zijn dat op de vakken van de VU, de OER van de VU van toepassing is. [appellante] kon er daarom niet zonder meer vanuit gaan dat de examencommissie van de VU op de hoogte was van het beleid van de HvA dat, wat daar verder ook van zij, een student kan beginnen met de stage als nog twee vakken openstaan. Het had dus op de weg van [appellante] gelegen om in haar verzoek kenbaar te maken dat het niet aanbieden van de extra tentamenkans in studiejaar 2023-2024 negatieve gevolgen voor haar studievoortgang heeft. Nu zij dit heeft nagelaten, kan de examencommissie niet worden tegengeworpen dat zij deze omstandigheden niet heeft betrokken bij haar beslissing. Dat de examencommissie mogelijk een andere afweging had gemaakt als zij dit wel had geweten, doet niet af aan de rechtmatigheid van de beslissing van 28 augustus 2024.
8.4. Gelet op het voorgaande heeft het CBE terecht het standpunt ingenomen dat de examencommissie - in het kader van de hardheidsclausule - niet nog in studiejaar 2023-2024 een extra tentamenkans voor het vak Contractenrecht had moeten aanbieden. Dit betekent dat er ook geen aanleiding is voor het toekennen van schadevergoeding.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.T.J. van de Voort, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Voort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
1062
BIJLAGE
WETTELIJK KADER
Onderwijs- en Examenreglement Faculteit der Rechtsgeleerdheid studiejaar 2023-2024
Artikel 3.5
1. a. Tot het afleggen van tentamens van de opleiding wordt per onderwijseenheid tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven.
b. In afwijking van a. is het herkansen van een praktische oefening, een stage of een scriptie/thesis geregeld in de desbetreffende studie- of stagehandleiding, of scriptie/thesisregeling.
[…].
4. De examencommissie kan de student op verzoek een extra gelegenheid bieden om een tentamen af te leggen, indien de student:
a) alle onderwijseenheden om te voldoen aan de eisen van het examen heeft behaald op één na, en;
b) aan alle in het lopende studiejaar aangeboden tentamengelegenheden van de betreffende onderwijseenheid zonder succes heeft deelgenomen, tenzij deelname om zwaarwegende redenen niet mogelijk was.
De extra gelegenheid kan alleen worden geboden als het gaat om onderwijseenheden die worden afgesloten met een schriftelijk tentamen, een paper of een take home tentamen. Onderwijseenheden die (deels) op andere wijze worden afgesloten, waaronder de scriptie/thesis en practica zijn uitgesloten van deze regeling. Verzoeken voor toekenning van een extra tentamengelegenheid dienen uiterlijk 1 juli te worden ingediend bij de examencommissie. Zo nodig, kan de wijze van tentamineren op een andere wijze plaatsvinden dan is vastgesteld in de studiegids.
[…].
Artikel 6.1
In gevallen waarin de onderwijs- en examenregeling niet voorziet, en in gevallen waarin sprake is van onevenredige benadeling of onbillijkheid van overwegende aard, beslist het faculteitsbestuur, tenzij het de bevoegdheid van de examencommissie betreft.