202300431/1/A3
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Zeist,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 2 december 2022 in zaak nr. 22/1163 in het geding tussen:
[appellante]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2021 heeft de bewaarder het verzoek tot herstel van gegevens in de Basisregistratie Kadaster (hierna: BRK) op grond van artikel 7t van de Kadasterwet afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2022 heeft de bewaarder het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, en de bewaarder veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1518,00 en ook opgedragen het griffierecht te vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder en de derde-partij [partij] hebben ieder afzonderlijk een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 28 augustus 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. K. van Ginkel, rechtsbijstandverlener in Ede, en de bewaarder, mr. L.A.M. Meijerik, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] woont aan de [locatie 1] in Zeist. [partij] woont op het adres [locatie 1] in Zeist. De woning van [appellante] ligt aan het einde van de weg Lagegrond en is uitsluitend bereikbaar via het deel van de weg Lagegrond gelegen op het perceel van [partij], wat kadastraal bekend is als Zeist G 1722. [appellante] meent dat dit deel van de weg niet tot het perceel nummer 1722 behoort.
2. Zij stelt dat in het jaar 1961 abusievelijk slechts de westelijke en zuidelijk grens van perceel Zeist G 1722 door een medewerker van het Kadaster is ingetekend en vervolgens door de bewaarder geregistreerd. De ligging van de noordgrens is volgens haar destijds ten onrechte niet ook aangepast. Daarom staat in de BRK ten onrechte dat dat deel van de weg ook tot perceel G 1722 behoort, terwijl het van de Provincie is. Hierover gaat het verzoek van [appellante] tot herstel op grond van artikel 7t van de Kadasterwet.
3. De bewaarder heeft het verzoek afgewezen. De bewaarder wijst erop dat op 17 november 1959 nieuwe grenzen eensluidend zijn aangewezen door de (destijds) belanghebbenden. Deze komen overeen met de grenzen in het minuutplan en zijn vastgelegd in het relaas van bevindingen kadastrale gemeente Zeist, sectie G, archiefnummer 150. Er is geen discrepantie tussen dit brondocument en de inschrijving in de BRK. Daarom staat het relaas van bevindingen vast. Van gerede twijfel is niet gebleken.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft allereerst erop gewezen dat een belanghebbende op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet indien hij gerede twijfel heeft omrent de juistheid van een in de BRK opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de BRK kan doen. Vervolgens overweegt zij dat uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) van artikel 7t van de Kadasterwet kan worden afgeleid dat met deze bepaling is beoogd een regeling te bieden voor het ambtshalve of op verzoek herstellen van misslagen.
5. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een verschil tussen het aangedragen brondocument en de BRK. Het kan zich alleen richten tegen het feit dat de bijwerking van de gegevens uit het brondocument in de registratie niet juist is. Het verzoek tot herstel kan niet worden gebruikt als men het niet eens is met het resultaat van de bijwerking. Tegen het resultaat van de bijwerking is namelijk in het verleden bezwaar mogelijk geweest.
6. Vervolgens overweegt de rechtbank dat [appellante] niet aanvoert dat het brondocument en het gegeven in het kadaster niet overeenkomen, maar dat zij zich met haar argumenten richt tegen het brondocument zelf. Het ligt volgens haar ook niet voor de hand dat dat deel van de weg bij het perceel nummer 1722 zou horen. De rechtbank concludeert dat het erop neerkomt dat [appellante] het resultaat van de bijwerking betwist en dat artikel 7t van de Kadasterwet daarvoor geen ruimte biedt. De rechtbank wijst erop dat de gedetailleerde reconstructie door [appellante] enige plausibiliteit heeft, maar dat daar een betwisting door de derde-partij tegenover staat. De rechtbank wijst er ook op dat een wijziging van de BRK alleen moet plaatsvinden bij een misslag. Destijds is geen bezwaar gemaakt. De rechtbank oordeelt dat het niet zo is dat het relaas van bevindingen, gelet op de feitelijke situatie ter plaatse onmogelijk kan kloppen.
7. Wat de verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank in de civiele procedure betreft, wijst de rechtbank erop dat zij zich niet uitlaat over wie eigenaar is van het bewuste stuk grond waar de weg over loopt. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een kennelijke misslag.
Toetsingskader
8. Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt als volgt:
‘Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, […], kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. […].’
Hoger beroep
9. [appellante] kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank. Zij betoogt dat er twijfel bestaat over de juistheid van de registratie van de ligging van de noordgrens in de BRK. Zij voert argumenten aan over de eigendom van perceel G 1722. Destijds was het doel van de inschrijving inning van grondbelasting, maar nu gaat het ook om eigendom. Het was destijds geen optie om tegen een mogelijke onjuistheid op te komen. Daarnaast voert [appellante] aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het veldwerk duidelijk de sloot ten zuiden van de Lagegrond weergeeft en dat zowel de oost- als westgrens op het veldwerk niet doorgetrokken zijn over de weg. De bijwerking in het Kadaster komt daarom niet overeen met dit document. Zij wijst er ook op dat in het veldwerk duidelijk de sloot als erfafscheiding ten zuiden van de weg is opgenomen. De rechtbank had om die reden ook moeten concluderen dat zij had moeten worden gehoord in bezwaar. Tot slot voert [appellante] over artikel 7t aan, dat volgens de memorie van toelichting herstel ook mogelijk is bij onjuistheden en niet alleen bij misslagen.
10. De proceskostenveroordeling is volgens [appellante] onvolledig. De rechtbank heeft in de beroepsprocedure expliciet repliek en dupliek toegelaten, maar hier geen rekening mee gehouden bij het toekennen van een proceskostenvergoeding. In het Besluit proceskosten bestuursrecht voor repliek wordt standaard 0.5 punt toegekend.
Beoordeling hoger beroep
11. De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8 tot en met 14 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Zij voegt daaraan nog toe dat, zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2018 heeft overwogen, uit de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) kan worden afgeleid dat met deze bepaling is beoogd een regeling te bieden voor het ambtshalve of op verzoek herstellen van misslagen in de Basisregistratie Kadaster. Dit heeft de Afdeling bij herhaling overwogen in bijvoorbeeld haar uitspraak van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1174. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is geschied omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat, zoals vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking, dat aan de belanghebbende is medegedeeld. Gelet hierop staat alleen ter beoordeling of de in de BRK vermelde gegevens berusten op een misslag. Dat in een civiele procedure wel over eigendomsrechten van de strook weg in het perceel nummer 1722 kan worden geprocedeerd is een bevestiging van deze scheiding van de civiel- en bestuursrechtelijke procedures. De uitkomst van een civiele procedure over de eigendomsrechten kan aanleiding zijn voor nadere stappen omtrent de registratie in de BRK. Maar een dergelijke uitkomst kan geen reden zijn voor de Afdeling om te concluderen dat het besluit op bezwaar van de bewaarder van 6 januari 2022 onjuist is geweest. De vraag of sprake is van gerede twijfel zoals bedoeld in artikel 7t kon op dat moment niet worden beantwoord aan de hand van de door partijen ingebrachte reconstructies. De beoordeling daarvan was en is namelijk voorbehouden aan de civiele rechter, zoals hierboven al overwogen.
Grond over de proceskostenveroordeling
12. Wat het betoog over de proceskostenveroordeling betreft oordeelt de Afdeling dat op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht inderdaad, zoals [appellante] stelt, 0.5 punt wordt toegekend voor het indienen van een repliek en dupliek als de rechtbank daartoe gelegenheid heeft geboden en een termijn gesteld als bedoeld in artikel 8:43 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit heeft de rechtbank destijds gedaan. [appellante] heeft vervolgens binnen de daartoe gestelde termijn repliek ingediend. Het lag daarom in de rede dat de rechtbank de repliek bij de berekening van de proceskosten zou hebben betrokken. Omdat de rechtbank dat niet heeft gedaan, is het hoger beroep in zoverre gegrond. De Afdeling zal de uitspraak van de rechtbank op dat punt vernietigen en de bewaarder ook veroordelen tot betaling van de proceskosten voor het beroep inclusief de kosten van het indienen van repliek voor 0.5 punt conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Conclusie
13. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover zij de bewaarder heeft veroordeeld in de proceskosten in beroep tot een bedrag van € 1.518,00. De Afdeling zal de bewaarder veroordelen in de proceskosten in beroep. De bewaarder moet ook de proceskosten in hoger beroep betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 2 december 2022 in zaak nr. 22/1163, voor zover zij de bewaarder van het kadaster en de openbare registers heeft veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00;
III. bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
IV. veroordeelt de bewaarder van het kadaster en de openbare registers tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4.081,50 (€ 2.267,50 voor het beroep en € 1.814,00 voor het hoger beroep), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de bewaarder van het kadaster en de openbare registers aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 274,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
314-1106
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
De Kadasterwet
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…);
- authentiek gegeven: in een basisregistratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt;
- basisregistratie: verzameling gegevens, waarvan bij wet is bepaald dat deze een basisregistratie vormt;
(…);
- brondocument:
1°. in de openbare registers ingeschreven of anderszins door de Dienst gehouden document, of
2°. besluit of gewaarmerkt afschrift daarvan;
(…);
- kadastrale grens: op basis van inlichtingen van belanghebbenden en met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in artikel 50, door de Dienst vastgestelde grens tussen percelen;
- kadastrale kaart: kadastrale kaart als bedoeld in artikel 48, derde lid;
Artikel 7s
1. Indien de Dienst constateert dat de weergave van een authentiek gegeven als bedoeld in artikel 7f, tweede lid, of 7g, eerste lid, in de basisregistratie Kadaster niet in overeenstemming is met dat gegeven, als opgenomen in een brondocument of, ingeval een authentiek gegeven wordt afgeleid uit een brondocument, dat gegeven niet juist en volledig daaruit is afgeleid, herstelt de Dienst ambtshalve dat gegeven in die basisregistratie.
[…]
Artikel 7t
1. Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie Kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, […], kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie Kadaster doen.
[…]
Artikel 7n
1. "Een bestuursorgaan meldt aan de Dienst, onder opgaaf van redenen, zijn gerede twijfel omtrent de juistheid van een in de basisregistratie Kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt."
2. De Dienst neemt na ontvangst van een melding als bedoeld in het eerste lid een beslissing omtrent wijziging van het betreffende authentieke gegeven. (…).
4. De beslissing, bedoeld in het tweede lid, is een besluit in de zin van de Awb."