202503921/1/A2.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Oranjestad Zorg Academy, gevestigd in Amsterdam,
verzoekster,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2025 heeft de minister Oranjestad Zorg Academy het recht ontnomen op examinering van de opleiding Verzorgende IG (niveau 3), opleidingscode 25656.
Tegen dit besluit heeft Oranjestad Zorg Academy bezwaar gemaakt.
Oranjestad Zorg Academy heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 24 juli 2025, waar Oranjestad Zorg Academy, vertegenwoordigd door mr. B.F.P.M. Lathouwers, rechtsbijstandverlener te De Bilt, en de minister, vertegenwoordigd door mr. C.F. Maas en mr. M.M. van den Burg, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De minister heeft aan Oranjestad Zorg Academy het recht ontnomen op examinering van de opleiding Verzorgende IG (niveau 3), omdat uit verschillende rapporten van de Inspectie is gebleken dat de kwaliteit van de examinering van deze opleiding, ondanks een waarschuwing als bedoeld in artikel 6.2.3b, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB), niet voldoet aan de standaarden als bedoeld in de Regeling standaarden examenkwaliteit WEB.
3. Oranjestad Zorg Academy heeft de voorzieningenrechter op 6 juli 2025 verzocht om de gevolgen van het besluit van de minister op te schorten, totdat is beslist op het door haar gemaakte bezwaar. Zij heeft in dat kader naar voren gebracht dat zij als gevolg van het besluit geen studenten kan laten afstuderen, tenzij zij de examinering uitbesteedt. Daardoor leidt zij financiële schade en reputatieschade.
4. De voorzieningenrechter ziet in de door Oranjestad Zorg Academy gestelde belangen geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Dat enkele studenten nu niet door Oranjestad Zorg Academy kunnen worden geëxamineerd en gediplomeerd, levert haar onvoldoende belang op om de gevolgen van het besluit van de minister op te schorten. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de minister op de zitting heeft toegezegd dat hij ernaar streeft uiterlijk in september 2025 een besluit op het bezwaar te nemen. Het nadeel voor Oranjestad Zorg Academy is daarom wat betreft tijd en omvang zeer beperkt.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
6. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
284-1067