ECLI:NL:RVS:2025:367

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
202408004/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Syrië

Op 29 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 23 mei 2024 afgewezen. De vreemdeling, die in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2024, verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet naar Syrië totdat er op het hoger beroep was beslist. Hij voerde aan dat hij in Syrië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Uitspraak

202408004/2/V2.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 20 december 2024 in zaak nr. NL24.22620 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 20 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       De minister heeft in het besluit van 23 mei 2024 te kennen gegeven dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder de huidige omstandigheden in Syrië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en dat hij om die reden ook niet zal worden uitgezet naar Syrië. In wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding een voorziening, als verzocht, te treffen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Veen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
986