202500576/1/R1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Graauw, gemeente Hulst,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hulst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Theenaertstraat Zandberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2025, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door C.G.M. de Maat en M. van Assel MSc, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord, bijgestaan door [gemachtigde B] en vergezeld van [persoon].
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
1.1. [appellant] en anderen stellen dat het ontwerpbestemmingsplan pas in 2024 digitaal te raadplegen was en dat het ontwerpbesluit daarom niet vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.
1.2. De raad stelt dat het ontwerpplan vanaf 21 december 2023 digitaal te raadplegen was op www.ruimtelijkeplannen.nl en www.omgevingswet.overheid.nl. De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanknopingspunten om aan deze stelling te twijfelen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ten tijde van de uitspraak het ontwerpplan nog steeds op www.ruimtelijkeplannen.nl en op www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart stond gepubliceerd met als datum 20 december 2023. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van twee woningen mogelijk tussen de Theenaertstraat en de Fortweg in Zandberg. Een deel van het plangebied was ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in gebruik als agrarische grond. Binnen het plangebied bevinden zich een in verval geraakte schuur, een schuur voor opslag en een tuinkas. In het vorige bestemmingsplan "buitengebied Hulst" had het plangebied de bestemming "Agrarisch". [partij] is eigenaar van één van de percelen binnen het plangebied. [appellant] en anderen wonen allen in de omgeving van het plangebied en kunnen zich niet verenigen met het bestemmingsplan.
Partijstelling
3. Naast [partij] hebben [gemachtigde B] en [persoon]. gevraagd als partij aan het geding te mogen deelnemen. Op de zitting bij de Afdeling is gebleken dat zij echter geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Gelet op wat er is bepaald in artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kunnen zij in verband daarmee niet worden aangemerkt als partij in deze procedure.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Toepasselijke recht bij de vaststelling van het bestemmingsplan
5. [appellant] en anderen betogen dat de normen uit het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: het Bal) van toepassing zijn op het bestemmingsplan en dat de raad die ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.
5.1. Op grond van artikel 4.6, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór 1 januari 2024 ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan van kracht is. Zoals onder 1.2 is besproken, moet het ontwerpbestemmingsplan worden geacht op 21 december 2023 ter inzage te zijn gelegd. Het Bal is op 1 januari 2024 in werking getreden en is daarom niet van toepassing op het bestemmingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Participatie
6. [appellant] en anderen betogen dat bij de totstandkoming van het bestemmingsplan onvoldoende gelegenheid is geboden om te participeren. Zij voeren onder meer aan dat er tijdens de commissievergaderingen geen mogelijkheid werd geboden om in te spreken en vragen te stellen en dat er onjuiste informatie werd verstrekt. Daarnaast wijzen zij erop dat de gemeente zelf heeft toegegeven dat de communicatie naar bewoners beter had kunnen zijn.
6.1. De Afdeling stelt vast dat het plan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Niet is gebleken dat de raad niet op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan wat is bepaald in die afdeling. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. [appellant] en anderen hebben dit ook gedaan. De raad heeft daarmee voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van het plan heeft gesteld.
Het betoog slaagt niet.
Provinciaal beleid: bescherming van fauna
7. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan uit een oogpunt van bescherming van fauna in strijd is met het Natuurbeheerplan Zeeland 2024 van de provincie Zeeland (hierna: het Natuurbeheerplan). Zij voeren aan dat de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt niet past binnen de aldaar geldende beheersfuncties "Leefgebied open akker/akkerfauna, creëren foerageergebied" en "Leefgebied open akker/akkerfauna, Optimaliseren voortplantingsmogelijkheden."
7.1. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant] en anderen geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen. De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan op zichzelf niet aan provinciaal beleid gebonden. Wel moet de raad daarmee rekening houden, wat betekent dat dit beleid in de belangenafweging moet te worden betrokken. De raad heeft wat dat betreft gemotiveerd dat de voorziene ontwikkeling geen strijd oplevert met het Natuurbeheerplan vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling die wordt mogelijk gemaakt. [appellant] en anderen hebben niet aangegeven waarom dat onjuist zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Zicht op de dijk
8. [appellant] en anderen voeren aan dat met het plan het zicht op de dijk ten oosten van het plangebied onvoldoende is beschermd. Volgens hen staat dit op gespannen voet met het Natuurbeheerplan.
8.1. De Afdeling ziet in het betoog geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen.
De raad heeft ter zitting aangegeven dat de dijk waarop [appellant] en anderen wijzen op zichzelf weliswaar een beschermde status heeft, maar dat dit niet geldt voor de zichtlijnen op die dijk. Het betoog van [appellant] en anderen bevat geen aanknopingspunten voor een andere conclusie.
Het betoog slaagt niet.
Ruimtelijk effect op het buitengebied
9. [appellant] en anderen voeren aan dat het bestemmingsplan leidt tot een vermindering in de kwaliteit van het buitengebied omdat het perceel waarop elders sloop plaatsvindt ter verkrijging van een bouwtitel, veel kleiner is dan het perceel waarop woningbouw wordt mogelijk gemaakt. Volgens hen heeft de raad dit niet onderkend.
9.1. De Afdeling overweegt dat het summiere betoog van [appellant] en anderen geen grond geeft voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het bestemmingsplan een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De raad heeft namelijk gemotiveerd dat de woning die wordt gesloopt voor het verkrijgen van de bouwtitel een negatieve ruimtelijke uitstraling heeft en dat de voorziene nieuwe woningen in dat opzicht een verbetering opleveren. Ook heeft de raad van belang mogen achten dat het bestemmingsplan ertoe leidt dat de mogelijkheden tot een oppervlakte van 3.000 m2 aan agrarische bebouwing komt te vervallen. De grootte van de desbetreffende percelen is daarbij niet van belang.
Het betoog slaagt niet.
Soortenbescherming: uitvoerbaarheid van het plan
10. [appellant] en anderen voeren aan dat het plangebied het leefgebied is van de gewone dwergvleermuis en de steenuil. Volgens hen wordt door het uitvoeren van het bestemmingsplan dit leefgebied verstoord.
10.1. De raad mag het plan niet vaststellen als en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het wettelijke soortenbeschermingsregime aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
De raad heeft het rapport "Quickscan natuurwetgeving project Sloop bebouwing Zandberg" van 5 april 2023 bij het bestemmingsplan betrokken. Daarin staat dat in de te slopen bebouwing potentiële verblijfsplaatsen voor vleermuizen zijn en dat die bebouwing mogelijk een broedlocatie vormt voor de steenuil. Naar aanleiding hiervan is het rapport "Aanwezigheid beschermde soorten Oude Graauwse Dijk 17 Graauw" van 24 september 2024 opgesteld en eveneens aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegd. In dat rapport staat dat er geen steenuilen zijn waargenomen en dat er geen verblijfplaatsen van vleermuizen zijn vastgesteld.
De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het op voorhand aannemelijk is dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd. Als bij de uitvoering van het bestemmingsplan blijkt dat er natuurwetgeving wordt overtreden, kan daartegen handhavend worden opgetreden.
Het betoog slaagt niet.
Overige beroepsgronden
11. De overige beroepsgronden die [appellant] en anderen aanvoeren, waaronder de beroepsgronden over vermeende gebreken in de beantwoording van de zienswijzen, geven geen aanleiding voor de conclusie dat het plan verder nog gebreken bevat.
Conclusie en proceskosten
12. Het beroep is ongegrond.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
195-1082