ECLI:NL:RVS:2025:3720

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
202503611/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag

Op 3 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokkene geïnformeerd dat de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 19 september 2023 beëindigd zal worden. Hiertegen heeft betrokkene bezwaar gemaakt, wat op 26 januari 2024 door de staatssecretaris gegrond is verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 26 mei 2025 het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen. De minister van Asiel en Migratie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de minister verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de minister geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing is genomen door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Verbeek, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.

Uitspraak

202503611/2/V1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 mei 2025 in zaak nr. 24/1674 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij formulier gedateerd op 3 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokkene geïnformeerd dat hij de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 19 september 2023 beëindigt.
Bij besluit van 26 januari 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat de Afdeling krachtens artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die partijen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025
574-1118