ECLI:NL:RVS:2025:3733

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
202503593/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag

Op 7 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 mei 2025, waarin het beroep van betrokkene tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gegrond werd verklaard. De staatssecretaris had betrokkene op 19 april 2023 geïnformeerd dat de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 12 december 2022 zou worden beëindigd. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door de staatssecretaris op 22 augustus 2023, heeft betrokkene beroep ingesteld bij de rechtbank, die het besluit vernietigde en de minister opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van partijen, besloten dat de minister geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

Uitspraak

202503593/2/V1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 mei 2025 in zaak nr. 23/9783 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij formulier gedateerd op 19 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokkene geïnformeerd dat hij de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 12 december 2022 beëindigt.
Bij besluit van 22 augustus 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat de Afdeling krachtens artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die partijen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025
574-1118