ECLI:NL:RVS:2025:3771
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 mei 2025, waarin het beroep van de appellant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie niet in gebreke was gebleven. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 11 augustus 2025, en de beslissing is vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.