ECLI:NL:RVS:2025:380
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming met betrekking tot detentieomstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol
Op 1 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank Den Haag heeft op 31 januari 2025 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was vanwege de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol, zowel wat betreft de inrichting als het regime en de toegepaste dwang. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Hij beroept zich op het grensbewakingsbelang, dat in het geding komt als de uitspraak wordt uitgevoerd, omdat de vreemdeling dan toegang krijgt tot het Schengengebied.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld. Hij verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2025, waarin is geoordeeld dat de bewaringsrechter niet oordeelt over de tenuitvoerlegging van vrijheidsontnemende maatregelen, maar zich beperkt tot de aanwijzing van de plaats voor grensdetentie. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat het Justitieel Complex Schiphol een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van de Opvangrichtlijn. Ondanks de ingrijpende gevolgen van de vrijheidsontnemende maatregel voor de vreemdeling, weegt het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang zwaarder. De voorzieningenrechter heeft daarom de gevraagde voorlopige voorziening getroffen en bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.