ECLI:NL:RVS:2025:3828

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
202307070/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B. Blomberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor openstelling vuurtoren in Natura 2000-gebied

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de vergunningverlening door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de Stichting Goereese Gemeenschap voor het tijdelijk openstellen van de vuurtoren aan de Groenedijk 62 in Ouddorp. De vergunning is verleend op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. Appellanten, wonend in de nabijheid van de vuurtoren, vrezen dat de openstelling zal leiden tot een toename van verkeersbewegingen die schadelijk kunnen zijn voor het Natura 2000-gebied 'Duinen Goeree & Kwade Hoek'. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 6 juni 2023 het college de gelegenheid gegeven om gebreken in het besluit te herstellen. Na wijziging van het besluit op 3 juli 2023 heeft de rechtbank in een einduitspraak van 23 oktober 2023 het beroep van appellanten gegrond verklaard en het besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 14 juli 2025. De Afdeling bevestigt de uitspraken van de rechtbank, waarbij het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld over de passende beoordeling van de vergunning en de gevolgen voor het Natura 2000-gebied.

Uitspraak

202307070/1/R2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend in [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2023 en 23 oktober 2023 in zaak nr. 21/4175 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2021 heeft het college aan de Stichting Goereese Gemeenschap een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) voor het tijdelijk openstellen van de vuurtoren aan de Groenedijk 62 in Ouddorp.
Bij tussenuitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om het in het besluit van 25 mei 2021 geconstateerde gebrek te herstellen.
Bij besluit van 3 juli 2023 heeft het college het besluit van 25 mei 2021 gewijzigd door een nieuw voorschrift op te nemen en dat besluit voor het overige in stand gelaten.
Bij einduitspraak van 23 oktober 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen tegen het besluit van 25 mei 2021 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraken hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 juli 2025, waar [appellant], mede voor de andere appellanten, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.W.A. Blom en ing. W.H.F. Kerpershoek, zijn verschenen. Verder is op zitting de Stichting Goereese Gemeenschap, vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat in Middelharnis, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
2.       De Stichting Goereese Gemeenschap wil de vuurtoren aan de Groenedijk 62 in Ouddorp openstellen voor publiek. De vuurtoren ligt in het Natura 2000-gebied "Duinen Goeree & Kwade Hoek". De openstelling heeft tot gevolg dat meer mensen met de auto naar het parkeerterrein in de buurt van de vuurtoren zullen rijden. Omdat niet kan worden uitgesloten dat deze toename aan verkeersbewegingen significante effecten zal hebben voor het Natura 2000-gebied, heeft de stichting een natuurvergunning aangevraagd. Het college heeft de vergunning verleend.
3.       [appellant] en anderen zijn allen eigenaar van een permanente- of recreatiewoning aan de Groenedijk in Ouddorp. Zij kunnen zich niet met de verleende vergunning verenigen, omdat zij vrezen dat de toename aan verkeersbewegingen zal zorgen voor een aantasting van het Natura 2000-gebied.
De Afdeling sluit aan bij de rechtbank
4.       De rechtbank heeft in de tussenuitspraak gemotiveerd uiteengezet waarom er geen aanleiding is voor het oordeel dat de passende beoordeling vanwege het daarin gehanteerde aantal verkeersbewegingen, niet aan de natuurvergunning ten grondslag kan worden gelegd. Ook heeft de rechtbank in de tussenuitspraak gemotiveerd waarom de gevolgen van de betreding van het Natura 2000-gebied door de bezoekers van de vuurtoren niet in deze procedure aan de orde kan komen. In de einduitspraak heeft de rechtbank vervolgens gemotiveerd waarom de openingstijden van de vuurtoren voldoende duidelijk in de vergunning zijn vastgelegd. Wat [appellant] en anderen in hoger beroep hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8.5, 8.6, 9.1 en 9.2 van de tussenuitspraak opgenomen overwegingen, en de onder 5 van de einduitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Verkeersbewegingen
5.       De Afdeling voegt daar nog het volgende aan toe. [appellant] en anderen voeren aan dat in de passende beoordeling ten onrechte alleen de stikstofdepositie is betrokken van bezoekers die uitsluitend naar de vuurtoren komen. Hierdoor is de stikstofdepositie van bezoekers die een bezoek aan de vuurtoren combineren met een bezoek aan het strand niet meegenomen en is het aantal verkeersbewegingen onderschat. De Afdeling volgt dit betoog niet. Aan de in de passende beoordeling gehanteerde verkeersgegevens ligt het rapport "Verkeers- en parkeeronderzoek vuurtoren Ouddorp", van Goudappel Coffeng, van 21 juli 2020, ten grondslag. In dit rapport is de verkeersgeneratie als gevolg van de openstelling van de vuurtoren berekend aan de hand van de bezoekerscapaciteit van de vuurtoren. Daarbij is het uitgangspunt gehanteerd dat 50% van de bezoekers exclusief voor de vuurtoren komt. Het college heeft op de zitting toegelicht dat in dit percentage ook de bezoekers zijn verdisconteerd die voor de vuurtoren komen en die een bezoek aan de vuurtoren combineren met een bezoek aan het strand. De andere 50% zijn bezoekers die voor het strand komen en hun bezoek aan het strand combineren met een bezoek aan de vuurtoren. De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de passende beoordeling op dit punt uitgaat van onjuiste uitgangspunten.
5.1.    Over het betoog van [appellant] en anderen dat in het rapport van Goudappel Coffeng ten onrechte geen rekening is gehouden met zoekverkeer, overweegt de Afdeling als volgt. In het rapport van Goudappel Coffeng is de bezoekerscapaciteit van de vuurtoren gehanteerd als uitgangspunt voor de berekening van de verkeersgeneratie. Dat betekent dat in het rapport ook de verkeersbewegingen zijn meegenomen van mogelijke bezoekers die tijdens piekuren geen parkeerplek kunnen vinden en na aankomst direct weer terugrijden. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat in het rapport van Goudappel Coffeng geen rekening is gehouden met zoekverkeer. [appellant] en anderen hebben daarnaast niet concreet gemaakt waarom het rapport van Goudappel Coffeng de hoeveelheid zoekverkeer als gevolg van de openstelling van de vuurtoren heeft onderschat. Weliswaar hebben zij het rapport "Rapportage verkeerssituatie Groenedijk Ouddorp", van Trajan, van 10 november 2021 overgelegd, maar dit rapport bestrijdt de conclusies van het rapport van Goudappel Coffeng niet. Het rapport van Trajan brengt namelijk alleen de verkeer- en parkeeroverlast van de situatie vóór de openstelling van de vuurtoren in kaart, en bevat geen concrete gegevens over de toename van zoekverkeer als gevolg van de openstelling van de vuurtoren. Anders dan [appellant] en anderen betogen, ziet de Afdeling daarom ook in dit betoog geen aanleiding voor het oordeel dat de passende beoordeling niet aan de vergunning ten grondslag kan worden gelegd.
Proceskosten
6.       [appellant] en anderen betogen tevergeefs dat de rechtbank de proceskosten, die zij hebben gemaakt voor de door [appellant] verleende rechtsbijstand, had moeten vergoeden. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen namelijk alleen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] geen derde is in de zin dit artikel, omdat het beroep mede voor hemzelf is ingesteld en hij dus mede zijn eigen belangen behartigt. De omstandigheid dat [appellant] ook aan de andere omwonenden rechtsbijstand heeft verleend, maakt dat niet anders. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3290, onder 101.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraken van de rechtbank worden bevestigd, voor zover aangevallen.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraken van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025
638-1092