202404743/1/R4.
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en anderen, allen gevestigd of wonend in Winterswijk Meddo, gemeente Winterswijk (hierna samen en in enkelvoud: [appellante]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Winterswijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Dennenoord, Winterswijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 juni 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat in Twello, B. [appellante] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Wilschut en J.W. Dekker, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 20 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Het bestemmingsplan
2. Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe invulling voor het voormalige bedrijventerrein Dennenoord, dat bestaat uit enkele percelen in de hoek van de Hanekampweg en de Meddoseweg in Winterswijk Meddo. De bestaande bedrijven hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" en de weg de bestemming "Verkeer". Alle overige gronden hebben de bestemming "Natuur" gekregen.
Toetsingskader bestemmingsplan
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
4. [appellante] heeft op de zitting aangevoerd dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belang bij de bestaande infrastructuur, in het bijzonder zijn belang bij de weg die in een lus rondom zijn meest noordwestelijk gelegen perceel liep. Het bestemmingsplan voorziet niet langer in die lus, waardoor geen rondje meer om dat perceel kan worden gereden, maar op eigen terrein gekeerd moet worden. Volgens [appellante] wordt de bereikbaarheid van zijn percelen hierdoor ingeperkt.
4.1. De raad heeft op de zitting uiteengezet dat de lus in de weg daar lag voor de bereikbaarheid van de andere bedrijven die op het noordwestelijk deel van het voormalige bedrijventerrein waren gevestigd. Omdat die bedrijven zijn vertrokken, is de lus daar niet meer nodig en door het weghalen van de lus kan een meer aaneengesloten stuk natuur worden gerealiseerd, aldus de raad. De raad stelt rekening te hebben gehouden met het belang van [appellante] doordat al zijn percelen afzonderlijk bereikbaar blijven in de nieuwe situatie. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad daarmee voldoende rekening gehouden met het belang van [appellante].
Het betoog slaagt niet.
5. Voor het overige is het beroepschrift van [appellante] een woordelijke herhaling van zijn zienswijze over het ontwerpplan. De raad is daar gemotiveerd op ingegaan in de beantwoording van de zienswijze. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de motivering van de raad onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling ziet daarom in wat [appellante] in zijn beroepschrift heeft aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kors
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025
687-860