202302200/1/A3.
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2023 in zaak nr. 21/3586 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP).
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2021 heeft de AP het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen Stichting Ymere afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2021 heeft de AP het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De AP en Stichting Ymere hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 augustus 2025, waar [appellant] en de AP, vertegenwoordigd door mr. E. Nijhof en mr. O.S. Nijveld, zijn verschenen. Ook is op de zitting Stichting Ymere, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. H.M.G. Brunklaus, advocaat in Amsterdam, verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft Stichting Ymere verzocht om inzage in zijn door Stichting Ymere verwerkte persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: de AVG). Stichting Ymere heeft dit verzoek afgewezen. Naar aanleiding hiervan heeft [appellant] een klacht ingediend bij de AP. [appellant] stelt dat Stichting Ymere niet heeft voldaan aan zijn inzageverzoek waardoor Stichting Ymere de AVG heeft overtreden. [appellant] heeft de AP verzocht om handhavend op te treden tegen Stichting Ymere zodat hij inzage krijgt in zijn verwerkte persoonsgegevens.
2. De AP heeft het verzoek van [appellant] afgewezen. In het besluit van 4 juni 2021 heeft de AP toegelicht dat zij eerst een globaal bureauonderzoek heeft verricht. In dit onderzoek heeft zij geconstateerd dat zij niet direct kon vaststellen of aannemelijk is dat Stichting Ymere de AVG heeft overtreden. Daarna heeft zij aan de hand van de Beleidsregels Prioritering klachtenonderzoek (hierna: de beleidsregels) besloten om de klacht van [appellant] niet verder te behandelen. Om vast te stellen of Stichting Ymere heeft voldaan aan het inzagerecht van [appellant] moet nader onderzoek worden gedaan waarbij stukken bij Stichting Ymere moeten worden opgevraagd en mogelijk onderzoek ter plaatse moet worden ingesteld. Dit onderzoek zal voor de AP onevenredig veel inspanning vergen. De AP stelt dat zij niet in staat is doelmatig op te treden in de klacht van [appellant]. De AP heeft haar besluit in bezwaar gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft in de eerste plaats geoordeeld dat niet onredelijk is dat de AP in eerste instantie toetst of een klacht aan de formele eisen uit de Algemene wet bestuursrecht en de AVG voldoet en dat zij aan de hand van een globaal bureauonderzoek beoordeelt of zich een mogelijke overtreding heeft voorgedaan. In de tweede plaats heeft de rechtbank geoordeeld dat de AP op basis van haar onderzoek heeft mogen concluderen dat zich de situatie voordoet dat mogelijk sprake is van een overtreding maar dat nader onderzoek nodig is om de overtreding vast te stellen. De AP heeft daarom terecht besloten de klacht vervolgens te toetsen aan de prioriteringscriteria. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de AP voldoende heeft gemotiveerd waarom de klacht van [appellant] niet voldoet aan de prioriteringscriteria. De AP mocht besluiten de klacht van [appellant] niet verder te behandelen. Daarbij heeft de AP mogen betrekken dat de klacht van [appellant] geen betrekking heeft op de focusgebieden die zij voor 2020 tot en met 2023 heeft vastgesteld en dat voor [appellant] een andere rechtsgang openstond, namelijk direct opkomen tegen Stichting Ymere met een verzetschriftprocedure bij de civiele rechter. Ook heeft de AP daarbij mogen betrekken dat geen brede maatschappelijke betekenis van een eventueel optreden door de AP uitgaat en dat [appellant] de door hem opgevraagde stukken inmiddels langs een andere weg heeft gekregen. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande het beroep ongegrond verklaard.
Beoordeling van het hoger beroep
4. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de AP zonder enige inhoudelijke toetsing heeft geweigerd zijn klacht verder te behandelen. Op de zitting heeft [appellant] zijn standpunt nader toegelicht en aangevoerd dat de beleidsregels in strijd zijn met de AVG.
5. De Afdeling stelt voorop dat in hoger beroep alleen het geschil tussen [appellant] en de AP aan de orde is. Zij gaat dus niet in op het geschil tussen [appellant] en Stichting Ymere.
6. Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder f, van de AVG, behandelt elke toezichthoudende autoriteit op haar grondgebied klachten van betrokkenen en onderzoekt zij de klacht in de mate waarin dat gepast is. Ingevolge artikel 58, tweede lid, aanhef en onder c, van de AVG, is de toezichthoudende autoriteit bevoegd om de verwerkingsverantwoordelijke te gelasten de verzoeken van de betrokkene tot uitoefening van zijn rechten uit hoofde van de AVG in te willigen. De Afdeling heeft eerder in haar uitspraak van 13 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4624, geoordeeld dat dit betekent dat de AP beleidsruimte heeft om al dan niet handhavend op te treden. Die beleidsruimte heeft de AP ingevuld met de beleidsregels. Gesteld noch gebleken is van aanknopingspunten om in dit geval tot een ander oordeel te komen. 7. In het besluit van 22 juni 2021 heeft de AP toegelicht dat de vaste werkwijze wordt gehanteerd dat zij AVG-klachten in gepaste mate onderzoekt en in dat kader eerst aan de hand van een globaal bureauonderzoek beoordeelt of aannemelijk is dat zich mogelijk een overtreding heeft voorgedaan. Als uit de eerste beoordeling volgt dat zich mogelijk zo een overtreding heeft voorgedaan, maar deze nog niet kan worden vastgesteld, dan wordt de klacht in fase II getoetst aan de prioriteringscriteria om te beoordelen of een uitgebreider onderzoek moet worden gedaan. In fase III wordt dit uitgebreidere onderzoek verricht en in fase IV gaat de AP, indien de AVG is overtreden, over tot handhaving. Anders dan [appellant] stelt, heeft de AP de klacht van [appellant] behandeld. De AP heeft een globaal bureauonderzoek gedaan. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de AP met verwijzing naar de beleidsregels er in dit geval van mocht afzien om uitgebreider onderzoek te doen.
8. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
9. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Singh, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Singh
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025
990