202406319/1/A2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 6 september 2024 in zaken nrs. 24/7555 en 24/7339 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2024 heeft het college een aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2024 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 september 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 juli 2024 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 juni 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. E.M. Prins en mr. M.A.R. Schuckink Kool, beiden advocaat in Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door F. Schwachöfer en M. van Zanten, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] heeft samen met haar ex-partner een dochter, geboren op [geboortedatum] 2020. Sinds het verbreken van de relatie woont [appellante], na een tijdelijk verblijf in een vrouwenopvang, in een zelfstandige woning in Vlaardingen.
2. [appellante] heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
3. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op maatschappelijke gronden, moet de aanvrager op grond van artikel 3.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Urgentieverordening Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 2021 gemeente Gorinchem verblijven in een opvangvoorziening of een begeleidingsinstelling. [appellante] heeft echter een zelfstandige woning. Het betoog dat een redelijke uitleg van deze bepaling ertoe moet leiden dat [appellante] toch aanspraak heeft op een urgentieverklaring, slaagt niet. De tekst van deze bepaling, noch de toelichting daarbij, biedt ruimte voor een dergelijke uitleg.
4. De rechtbank heeft verder in een zorgvuldig en uitgebreid gemotiveerd oordeel uiteengezet waarom voor toepassing van de hardheidsclausule in dit geval geen aanleiding bestaat. De Afdeling volgt dit oordeel. Wat [appellante] in hoger beroep naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel dan de rechtbank.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling zal de uitspraak van de rechtbank bevestigen, voor zover aangevallen.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Duijvenbode, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025
1081