ECLI:NL:RVS:2025:3852

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
202403778/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing inschrijving voertuig in kentekenregister door RDW

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 24 mei 2024 het beroep van [appellant] gegrond verklaarde en het besluit van de RDW om zijn aanvraag tot inschrijving van een voertuig in het kentekenregister af te wijzen, vernietigde. De RDW had de aanvraag afgewezen omdat het voertuig, dat volgens de appellant een Italiaanse kentekenbewijs had met een 'Datum Eerste Toelating' (DET) van 1965, in werkelijkheid in 1999 was geproduceerd. De RDW voerde aan dat het voertuig niet voldeed aan de toelatingseisen uit 1999 en dat het Italiaanse kentekenbewijs niet kon worden overgenomen zonder nader onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht had geconcludeerd dat de DET op het Italiaanse kentekenbewijs onjuist was en dat de RDW niet verplicht was om het kentekenbewijs zonder verder onderzoek te accepteren. De rechtbank verwierp ook het verzoek om schadevergoeding, omdat er geen causaal verband was tussen het vernietigde besluit en de schade van [appellant]. In hoger beroep herhaalde [appellant] zijn eerdere argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de RDW geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202403778/1/A2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 mei 2024 in zaak nr. 23/1879 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft de RDW de door [appellant] ingediende aanvraag tot inschrijving van een voertuig in het kentekenregister afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2023 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 maart 2023 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 mei 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.J.G. Dudink, advocaat in Haarlem, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. L.G. van Dijk en P.H. van Limburg, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft bij de RDW een aanvraag ingediend voor de inschrijving en tenaamstelling in het kentekenregister van een voertuig waarin het VIN AC9CSLK1399AM1543 is aangebracht (hierna: het voertuig). Hierbij heeft hij een document overgelegd met het Italiaanse kenteken […]. Daarop is als ‘Datum Eerste Toelating’ (hierna: DET) het jaar 1965 vermeld. Uit de 10e en 11e positie van de VIN volgt echter dat het productiejaar van de auto 1999 is. De RDW heeft daarom nader onderzoek verricht naar het bouwjaar van het voertuig, zoals het opvragen van informatie bij de producent van de auto ‘Superformance’ en navraag in het land van herkomst. De RDW heeft daaruit geconcludeerd dat het document met het Italiaanse kenteken niet kan zien op het door [appellant] aangeboden voertuig. De RDW heeft daarom vastgesteld dat het voertuig (vooralsnog) niet is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg. Het voertuig moet namelijk voldoen aan de toelatingseisen uit 1999. De RDW heeft daarom het verzoek tot inschrijving van het voertuig in het kentekenregister afgewezen.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft vastgesteld dat op het Italiaanse kentekenbewijs als DET het jaar 1965 staat vermeld en dat de fabrikant heeft aangegeven dat het voertuig in 1999 is gebouwd. De DET op het Italiaanse kentekenbewijs komt dus niet overeen met het daadwerkelijke bouwjaar van het voertuig. De RDW heeft daarom terecht geconcludeerd dat de DET op het Italiaanse kentekenbewijs onjuist is en was daarom niet gehouden om het Italiaanse kentekenbewijs zonder nader onderzoek over te nemen, aldus de rechtbank. In de uitspraak is aandacht besteed aan artikel 4 van Richtlijn 1999/37 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB 1999 L138/57) dat de lidstaten niet de mogelijkheid biedt om bij de inschrijving van een voertuig uit een andere lidstaat een ander bewijs te verlangen dan de kentekenbewijzen afgegeven door de autoriteiten van die andere lidstaten. Wel, zo is overwogen door de rechtbank, is het volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (arrest van 24 januari 2019, ECLI:EU:C:2019:59, (RDW tegen X en Y)) toegestaan aan de autoriteiten van een lidstaat om een in een andere lidstaat geregistreerd voertuig te identificeren door te vereisen dat het voertuig wordt gepresenteerd ten einde te verifiëren of dat voertuig daadwerkelijk aanwezig is op zijn grondgebied en overeenkomt met de op het kentekenbewijs vermelde gegevens. Dit wordt gezien als een eenvoudige administratieve formaliteit die inherent is aan de afhandeling van de inschrijvingsaanvraag en aan het verloop van de procedure.
3.       De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de RDW, nadat hij daartoe door de rechtbank in de gelegenheid is gesteld, voldoende heeft gemotiveerd dat de door [appellant] naar voren gebrachte vergelijkbare voertuigen, met een DET van 1965 en die wel zijn voorzien van een Nederlands kenteken, geen vergelijkbare gevallen zijn die ongelijk worden behandeld. Bij deze zeven voertuigen is destijds bij de inschrijving, circa 20 jaar geleden, niet direct geconstateerd dat er sprake was van een onjuiste DET. Die eigenaren zullen, nu de RDW op de hoogte is geraakt van de juiste DET van die voertuigen, worden aangeschreven en hetzelfde worden behandeld als [appellant].
4.       De rechtbank heeft tot slot het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen causaal verband tussen het vernietigde besluit en de schade. Verder heeft de afwijzing van de inschrijving in het kentekenregister geen vermogensrechtelijke gevolgen gehad voor het eigendomsrecht van [appellant].
Beoordeling van het hoger beroep
5.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de 5 tot en met 8.1 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan toe dat [appellant] zijn betoog dat de RDW misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en dat er sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft onderbouwd met de stelling dat in strijd is gehandeld met het Unierecht. Dit betoog faalt. Er zijn geen redenen aangevoerd voor de onjuistheid van het oordeel van de rechtbank dat Richtlijn 1999/37 niet is geschonden.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
7.       De RDW hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025
284-1062