ECLI:NL:RVS:2025:3864
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Den Haag
Op 13 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante], wonend in Den Haag, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een besluit van het college van 3 oktober 2024, waarin werd besloten om op 23 september 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Het college stelde daarbij dat een gedeelte van de kosten, € 199,57, voor rekening van [appellante] zou komen. Na bezwaar van [appellante] verklaarde het college op 27 november 2024 het bezwaar ongegrond. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld.
Echter, op 28 mei 2025 trok het college het besluit van 3 oktober 2024 in, omdat de overtreding niet aan [appellante] te wijten was. Tijdens de zitting op 25 juli 2025 bevestigde het college dat het besluit van 27 november 2024 ook was ingetrokken. De Afdeling oordeelde dat [appellante] geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien het college haar niet langer als overtreder aanmerkte en het bedrag van € 199,57 terugbetaald zou worden. De Afdeling verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat het college de proceskosten van [appellante] moest vergoeden, tot een bedrag van € 907,00, en het griffierecht van € 51,00 moest terugbetalen.