ECLI:NL:RVS:2025:3888
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor taxichauffeur na strafrechtelijke veroordelingen
In deze zaak heeft [appellant] een aanvraag ingediend voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) om als taxichauffeur te kunnen werken. De staatssecretaris van Rechtsbescherming heeft deze aanvraag afgewezen, omdat [appellant] binnen de terugkijktermijn in aanraking is gekomen met justitie. In het Justitieel Documentatie Systeem zijn meerdere veroordelingen van [appellant] geregistreerd, waaronder een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en geldboetes voor het niet opvolgen van aanwijzingen van bevoegde ambtenaren en voor snelheidsovertredingen. Ook buiten de terugkijktermijn heeft [appellant] meerdere keren met justitie te maken gehad.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 26 juli 2024 het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van de VOG ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de afwijzing van de VOG terecht had gedaan, omdat de strafbare feiten een belemmering vormen voor de uitoefening van de functie van taxichauffeur. De rechtbank vond dat het belang van de samenleving zwaarder woog dan het persoonlijk belang van [appellant], vooral gezien de recente veroordeling.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de afwijzing van de VOG disproportioneel is en dat er meer aandacht had moeten zijn voor zijn persoonlijke omstandigheden. Hij stelt dat hij de opgelegde bijzondere voorwaarden naleeft en dat zijn werk als taxichauffeur belangrijk is voor zijn dagstructuur. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en dat de staatssecretaris de aanvraag om de VOG mocht afwijzen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van [appellant].