ECLI:NL:RVS:2025:389
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie
Op 5 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. Dit besluit was genomen op 4 september 2024. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 7 november 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de minister vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de minister een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de minister verzocht om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. In zijn overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in stand zou blijven, en heeft daarom besloten een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.