ECLI:NL:RVS:2025:3894

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
202402946/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). De aanvraag werd ingediend op 22 mei 2023 op basis van de urgentiegrond 'geweld en bedreiging', zoals vermeld in artikel 5.4 van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020. [appellante] heeft verklaard dat zij met haar drie minderjarige kinderen vanuit Marokko naar Nederland is gevlucht voor haar gewelddadige partner. Tot 12 juli 2023 verbleef zij in een anti-kraakwoning in Rotterdam, terwijl haar kinderen nog bij een familielid van haar partner woonden.

De SUWR heeft de aanvraag op 27 juli 2023 afgewezen en het bezwaar van [appellante] op 11 oktober 2023 ongegrond verklaard. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2024, waarin het beroep van [appellante] tegen het besluit van 11 oktober 2023 ongegrond werd verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de SUWR terecht heeft geoordeeld dat [appellante] niet voldoet aan de voorwaarde van het hebben van een zelfstandige woonruimte binnen de regio, en dat er geen aanleiding is voor toepassing van de hardheidsclausule.

De Afdeling concludeert dat het besluit van de SUWR niet in strijd is met het recht op gezinsleven en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het besluit onevenredig is, gezien de grote schaarste op de woningmarkt. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202402946/1/A2.
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2024 in zaak nr. 23/7029 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: de SUWR).
Openbare zitting gehouden op 8 augustus 2025 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer;
mr. M.M. Engele, griffier.
Verschenen:
[appellante], vertegenwoordigd door mr. O.C. Bozbiyik, advocaat te Rotterdam, en de SUWR, vertegenwoordigd door R.N. Duivenvoorde.
====================================
Bij besluit van 27 juli 2023 heeft de SUWR de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen. Het hiertegen door [appellante] gemaakte bezwaar heeft de SUWR bij besluit van 11 oktober 2023 ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van [appellante] tegen het besluit van 11 oktober 2023 ongegrond is verklaard.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden
1.       [appellante] heeft op 22 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op grond van de urgentiegrond ‘geweld en bedreiging’, zoals vermeld in artikel 5.4 van bijlage 1 bij de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (hierna: de Verordening). [appellante] heeft verklaard dat zij met haar drie minderjarige kinderen vanuit Marokko naar Nederland is gevlucht voor haar gewelddadige partner. Vanaf 27 december 2022 woonde zij met haar kinderen bij een familielid van haar partner. Per 12 juli 2023 verblijft zij in een anti-kraakwoning in Rotterdam. Haar kinderen wonen nog bij het familielid.
2.       Eén van de in artikel 5.4 van bijlage 1 bij de Verordening gestelde voorwaarden voor een urgentieverklaring is dat de aanvrager een zelfstandige woonruimte binnen de regio bewoont. Volgens de SUWR voldoet [appellante] niet aan die voorwaarde. Er is volgens de SUWR ook geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule, zoals vermeld in artikel 2.5 van bijlage 1 bij de Verordening.
3.       Het geschil beperkt zich in hoger beroep uitsluitend tot de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de SUWR geen aanleiding heeft hoeven zien voor toepassing van de hardheidsclausule.
4.       De gronden die [appellante] in hoger beroep aanvoert over de toepassing van de hardheidsclausule, heeft zij ook in beroep aangevoerd. De rechtbank heeft daarover een uitvoering gemotiveerd oordeel gegeven. De Afdeling kan zich vinden in dat oordeel en in de onder rechtsoverweging 6 en 7 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daar voegt de Afdeling aan toe dat [appellante] en haar kinderen ook op dit moment een dak boven hun hoofd hebben en dicht bij elkaar wonen. Het besluit van 11 oktober 2023 is niet in strijd met het recht op gezinsleven in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet op de grote schaarste op de woningmarkt is er ook geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 11 oktober 2023 onevenredig is.
5.       Het hoger beroep is ongegrond.
6.       De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
1033