ECLI:NL:RVS:2025:391

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
202407878/1/V1 en 202407878/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake gewijzigde identiteitsgegevens vreemdeling

Op 4 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 november 2024. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening en de beoordeling van een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de geboortedatum van een vreemdeling is gewijzigd. De rechtbank had eerder het bezwaar van de vreemdeling tegen het besluit van de minister, dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard, gegrond verklaard en het besluit vernietigd. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van de Raad van State werd overwogen dat de kennisgeving van de gewijzigde identiteitsgegevens een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar niet appellabel is, tenzij het de vreemdeling rechtstreeks in zijn belang treft. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de kennisgeving appellabel was en dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard, omdat het geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

De voorzieningenrechter verklaarde het hoger beroep van de minister gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202407878/1/V1 en 202407878/2/V1.
Datum uitspraak: 4 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op de hoger beroepen van:
1.       de minister van Asiel en Migratie,
2.       [appellant],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 november 2024 in zaak nr. NL24.37816 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij ‘kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens’ van 20 maart 2024 (hierna: het besluit van 20 maart 2024) heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel laten weten de geboortedatum van de vreemdeling te hebben gewijzigd.
Bij besluit van 30 augustus 2024 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, advocaat in Groningen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
Hoger beroep minister
1.       De minister betoogt in zijn enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit van 20 maart 2024 een appellabel besluit is en hij het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.       In de uitspraak van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5256, onder 4 tot en met 6, heeft de Afdeling geoordeeld dat de kennisgeving van de gewijzigde identiteitsgegevens een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, maar het ter voorbereiding dient van het besluit op de asielaanvraag. Op grond van artikel 6:3 van de Awb is zo een besluit niet appellabel, tenzij het de vreemdeling rechtstreeks in zijn belang treft. Daar is hier geen sprake van. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de kennisgeving van de gewijzigde identiteitsgegevens appellabel is. De minister heeft het bezwaar tegen de kennisgeving terecht niet-ontvankelijk verklaard. De grief slaagt.
Incidenteel hoger beroep vreemdeling
3.       Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het incidenteel hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
Conclusie hoger beroep
4.       Het hoger beroep van de minister is gegrond. Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       verklaart het incidenteel hoger beroep ongegrond;
III.      vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 november 2024 in zaak nr. NL24.37816;
IV.     verklaart het beroep ongegrond;
V.      wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2025
966