ECLI:NL:RVS:2025:3938
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. Appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 7 mei 2025 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 4 juli 2025 het beroep van appellant ongegrond. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. F.S. Boedhoe, en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht geoordeeld over het interstatelijk vertrouwensbeginsel bij de Dublinoverdracht van appellant aan Kroatië. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 juli 2025, en de voorzieningenrechter was mr. C.M. Wissels, bijgestaan door griffier mr. R.H.L. Dallinga.