ECLI:NL:RVS:2025:3946
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 20 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 december 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 25 november 2024 aan betrokkene was opgelegd, onrechtmatig was, omdat het Justitieel Complex Schiphol (JCS) niet als een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie kan worden beschouwd volgens de Opvangrichtlijn. De rechtbank had de minister opgedragen om de vreemdeling schadeloos te stellen.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd bevestigd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel, maar bevestigde de uitspraak voor het overige. De Afdeling oordeelde dat er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om te voldoen aan de richtlijnen omtrent detentieomstandigheden en de rechtsbescherming van vreemdelingen in Nederland.