ECLI:NL:RVS:2025:3946

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
202500039/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

Op 20 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 december 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 25 november 2024 aan betrokkene was opgelegd, onrechtmatig was, omdat het Justitieel Complex Schiphol (JCS) niet als een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie kan worden beschouwd volgens de Opvangrichtlijn. De rechtbank had de minister opgedragen om de vreemdeling schadeloos te stellen.

De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd bevestigd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel, maar bevestigde de uitspraak voor het overige. De Afdeling oordeelde dat er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om te voldoen aan de richtlijnen omtrent detentieomstandigheden en de rechtsbescherming van vreemdelingen in Nederland.

Uitspraak

202500039/1/V3.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 december 2024 in zaak nr. NL24.50542 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2024 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 31 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van die dag bevolen en de minister opgedragen de vreemdeling schadeloos te stellen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki, advocaat in Hoofddorp, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol (JCS) geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.    De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover de rechtbank het beroep gericht tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel gegrond heeft verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van die dag heeft bevolen en de minister heeft opgedragen betrokkene schadeloos te stellen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige. Omdat de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 december 2024 in zaak nr. NL24.50542, voor zover de rechtbank het beroep gericht tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel gegrond heeft verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van die dag heeft bevolen en de minister van Asiel en Migratie heeft opgedragen betrokkene schadeloos te stellen;
III.      bevestigt die uitspraak voor het overige;
IV.      verklaart het beroep ongegrond, voor zover dat gaat over de detentieomstandigheden in het JCS;
V.       wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025