ECLI:NL:RVS:2025:3953

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
202500043/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

Op 20 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 december 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 26 november 2024 aan betrokkene was opgelegd, onrechtmatig was, omdat het Justitieel Complex Schiphol (JCS) niet als een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie kan worden aangemerkt volgens de Opvangrichtlijn. De rechtbank had de minister opgedragen om betrokkene schadeloos te stellen.

In het hoger beroep heeft de minister de beslissing van de rechtbank bestreden. De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie onrechtmatig was. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel, maar heeft de uitspraak voor het overige bevestigd. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat er geen reden is om de grensdetentie onrechtmatig te achten, waardoor het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt de juridische kaders rondom vrijheidsontneming en de voorwaarden waaronder detentie kan plaatsvinden, met specifieke verwijzingen naar eerdere uitspraken van de Afdeling.

Uitspraak

202500043/1/V3.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 december 2024 in zaak nr. NL24.50155 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2024 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 31 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond en de minister opgedragen de vreemdeling schadeloos te stellen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, advocaat in Alkmaar, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol (JCS) geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.    De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover de rechtbank het beroep gericht tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel gegrond heeft verklaard en de minister heeft opgedragen betrokkene schadeloos te stellen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige. Omdat de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 december 2024 in zaak nr. NL24.50155, voor zover de rechtbank het beroep gericht tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel gegrond heeft verklaard en de minister van Asiel en Migratie heeft opgedragen betrokkene schadeloos te stellen;
III.      bevestigt die uitspraak voor het overige;
IV.      verklaart het beroep ongegrond, voor zover dat gaat over de detentieomstandigheden in het JCS;
V.       wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025
1020