ECLI:NL:RVS:2025:3953
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 20 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 december 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 26 november 2024 aan betrokkene was opgelegd, onrechtmatig was, omdat het Justitieel Complex Schiphol (JCS) niet als een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie kan worden aangemerkt volgens de Opvangrichtlijn. De rechtbank had de minister opgedragen om betrokkene schadeloos te stellen.
In het hoger beroep heeft de minister de beslissing van de rechtbank bestreden. De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie onrechtmatig was. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel, maar heeft de uitspraak voor het overige bevestigd. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat er geen reden is om de grensdetentie onrechtmatig te achten, waardoor het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de juridische kaders rondom vrijheidsontneming en de voorwaarden waaronder detentie kan plaatsvinden, met specifieke verwijzingen naar eerdere uitspraken van de Afdeling.