ECLI:NL:RVS:2025:3957
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Herziening zorgtoeslag en terugvordering voorschotten door Dienst Toeslagen
In deze zaak heeft de Dienst Toeslagen op 4 maart 2023 de zorgtoeslag voor de appellant over het jaar 2020 herzien en definitief vastgesteld op nihil. Tevens zijn de betaalde voorschotten van in totaal € 1.333,00 teruggevorderd. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit is door de Dienst Toeslagen op 20 juni 2023 ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij de rechtbank Limburg op 24 juli 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 augustus 2025 de mondelinge uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de Dienst Toeslagen bij de berekening van de zorgtoeslag rekening heeft gehouden met de gegevens uit de Basisregistratie inkomen, waaruit blijkt dat de appellant in 2020 een geregistreerd inkomen had van € 18.316,00 en een geregistreerd vermogen van € 132.516,00. Aangezien het vermogen boven de vermogensgrens van € 116.613,00 ligt, is de zorgtoeslag op nihil vastgesteld. De gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van eerdere argumenten die al door de rechtbank zijn behandeld. De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt dat de discussie over de toezegging van de Inspecteur van de Belastingdienst enkel in een belastingprocedure aan de orde kan komen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.