ECLI:NL:RVS:2025:3957

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
202405796/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening zorgtoeslag en terugvordering voorschotten door Dienst Toeslagen

In deze zaak heeft de Dienst Toeslagen op 4 maart 2023 de zorgtoeslag voor de appellant over het jaar 2020 herzien en definitief vastgesteld op nihil. Tevens zijn de betaalde voorschotten van in totaal € 1.333,00 teruggevorderd. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit is door de Dienst Toeslagen op 20 juni 2023 ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij de rechtbank Limburg op 24 juli 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 augustus 2025 de mondelinge uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de Dienst Toeslagen bij de berekening van de zorgtoeslag rekening heeft gehouden met de gegevens uit de Basisregistratie inkomen, waaruit blijkt dat de appellant in 2020 een geregistreerd inkomen had van € 18.316,00 en een geregistreerd vermogen van € 132.516,00. Aangezien het vermogen boven de vermogensgrens van € 116.613,00 ligt, is de zorgtoeslag op nihil vastgesteld. De gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van eerdere argumenten die al door de rechtbank zijn behandeld. De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt dat de discussie over de toezegging van de Inspecteur van de Belastingdienst enkel in een belastingprocedure aan de orde kan komen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202405796/1/A2.
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 juli 2024 in zaak nr. 23/1577 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (thans: de Dienst Toeslagen).
Openbare zitting gehouden op 8 augustus 2025 om 14:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer;
mr. M.M. Engele, griffier.
Verschenen:
[appellant] en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
====================================
Bij besluit van 4 maart 2023 heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag voor [appellant] over het jaar 2020 herzien en definitief vastgesteld op nihil. Daarnaast zijn de betaalde voorschotten teruggevorderd, in totaal een bedrag van € 1.333,00. Het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de Dienst Toeslagen bij besluit van 20 juni 2023 ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 20 juni 2023 ongegrond is verklaard.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden
1.       Bij de berekening van de definitieve zorgtoeslag over 2020 heeft de Dienst Toeslagen betrokken dat uit gegevens van de Basisregistratie inkomen is gebleken dat [appellant] in 2020 een geregistreerd inkomen had van € 18.316,00, een geregistreerd vermogen van € 132.516,00 en een voordeel uit sparen en beleggen van € 3.800,00. Omdat het vermogen hoger is dan de vermogensgrens van € 116.613,00, heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag op nihil vastgesteld.
2.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 4 en 5 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat de discussie over de toezegging van de Inspecteur van de Belastingdienst over de berekening van het vermogen van [appellant] slechts in een procedure bij de belastingrechter aan de orde kan komen. [appellant] heeft die weg ook gevolgd. De belastingrechter heeft echter in het nadeel van [appellant] beslist. De Dienst Toeslagen is dan ook terecht uitgegaan van de door de Inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde gegevens.
3.       Het hoger beroep is ongegrond.
4.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
1033