ECLI:NL:RVS:2025:3974

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
202500776/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

Op 20 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2025. De zaak betreft een aanvraag van [appellante] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, die op 2 mei 2023 door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) was afgewezen. [appellante] was in 2009 slachtoffer van een mishandeling waarbij zij is gewurgd. De CSG had haar in een eerder besluit een uitkering van € 5.000,00 toegekend uit letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 november 2022. In beroep stelde [appellante] dat letselcategorie 4 meer passend was, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.

In hoger beroep herhaalde [appellante] grotendeels de gronden die zij in beroep had aangevoerd. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld, en [appellante] kon geen nieuwe redenen aanvoeren die de beoordeling van de rechtbank onjuist of onvolledig maakten. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde het oordeel van de rechtbank en merkte op dat [appellante] nog steeds psychische klachten ondervindt, maar geen medische informatie heeft overgelegd die haar claim voor letselcategorie 4 ondersteunt. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De CSG werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202500776/1/A2.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2025 in zaak nr. 23/7368 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2023 heeft de CSG een aanvraag van [appellante] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen.
Bij besluit van 6 oktober 2023 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en haar een uitkering uit het schadefonds van € 5.000,00 toegekend.
Bij uitspraak van 24 januari 2025 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellante] is in 2009 slachtoffer geworden van een mishandeling waarbij zij is gewurgd. Bij het besluit op bezwaar heeft de CSG haar een uitkering van € 5.000,00 toegekend uit letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 november 2022. In beroep heeft [appellante] betoogd dat letselcategorie 4 meer passend is. De rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard.
2.       De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5.1 en 5.2 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat zij begrijpt dat [appellante] nog steeds psychische klachten door het misdrijf ondervindt. [appellante] heeft echter in hoger beroep, net als in beroep, geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij langdurig (vooralsnog) tijdelijk afhankelijk is als bedoeld in categorie 4 uit hoofdstuk 2B van de Letsellijst.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
4.       De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025
154-1175