202407477/1/A2.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats]
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 november 2024 in zaak nr. 23/7402 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Dienst Toeslagen.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 7 juli 2023 en 4 augustus 2023 heeft de Dienst Toeslagen de zorg- en huurtoeslag van [appellant] over het jaar 2022 definitief vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 10 november 2023 heeft de Dienst Toeslagen de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 30 juli 2025, waar [appellant] en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken en mr. R. Mahadew, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft voor het jaar 2022 voorschotten zorg- en huurtoeslag ontvangen. Op 24 mei 2023 heeft de Dienst Toeslagen een melding gekregen uit de Basisregistratie inkomen dat het inkomensgegeven van [appellant] over het jaar 2022 € 34.652,00 is. Dat bedrag is hoger dan het geschatte jaarinkomen, doordat [appellant] in december 2022 een ontslagvergoeding van € 5.000,00 heeft gekregen en een hoger salaris bij zijn nieuwe werkgever. Bij afzonderlijke besluiten van 7 juli 2023 en 4 augustus 2023, gehandhaafd bij het besluit van 10 november 2023, heeft de Dienst Toeslagen de zorg- en huurtoeslag van [appellant] over 2022 herzien en op nihil vastgesteld, omdat het toetsingsinkomen door de inkomensstijging hoger uitviel dan het maximale inkomen dat voor 2022 aanspraak gaf op zorg- en huurtoeslag. De dienst heeft de te veel betaalde zorg- en huurtoeslag van [appellant] teruggevorderd.
Hoger beroep
2. De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is uitvoerig op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de rechtsoverwegingen 4 tot en met 4.4 waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling begrijpt dat het voor [appellant] vervelend is dat door een inkomensstijging in december 2022 het volledige bedrag aan voorschotten zorg- en huurtoeslag dat hij over 2022 heeft ontvangen wordt teruggevorderd, maar dat neemt niet weg dat, zoals de Dienst Toeslagen op de zitting bij de Afdeling heeft toegelicht, soortgelijke situaties zoals die van [appellant] zich veel vaker voordoen. De situatie van [appellant] is dan ook niet bijzonder genoeg om van terugvordering af te zien of de terugvordering te matigen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
4. De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Engele, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025
1033