ECLI:NL:RVS:2025:3980

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
202303679/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake definitieve vaststelling zorg- en huurtoeslag door de Dienst Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 12 mei 2023. De Dienst Toeslagen had op 19 juli 2019 de zorg- en huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2017 definitief vastgesteld op nihil. Dit besluit was gebaseerd op een melding uit de Basisregistratie inkomen, waaruit bleek dat het gezamenlijke inkomen van [appellant] en zijn partner boven de maximale grens voor toeslagen uitkwam. Hierdoor moest [appellant] een bedrag van € 2.128,00 aan zorgtoeslag en € 3.834,00 aan huurtoeslag terugbetalen.

Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door de Dienst Toeslagen op 7 oktober 2019, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank, die dit beroep ook ongegrond verklaarde. [appellant] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert, zijn grotendeels herhalingen van eerdere argumenten. De rechtbank had deze gronden al gemotiveerd behandeld en de Afdeling kon zich vinden in het oordeel van de rechtbank.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de Dienst Toeslagen geen proceskosten hoeft te vergoeden. Tevens wordt [appellant] aangeraden om een persoonlijke betalingsregeling aan te vragen bij de Dienst Toeslagen, rekening houdend met zijn financiële situatie.

Uitspraak

202303679/1/A2.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 12 mei 2023 in zaak nr. 19/3112 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (thans: Dienst Toeslagen).
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2019 heeft de Dienst Toeslagen de zorg- en huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2017 definitief vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 7 oktober 2019 heeft de Dienst Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 30 juli 2025, waar de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [woonplaats], is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft voor het jaar 2017 voorschotten zorg- en huurtoeslag ontvangen. Op 5 juni 2019 heeft de Dienst Toeslagen een melding gekregen uit de Basisregistratie inkomen dat het inkomensgegeven van [appellant] over het jaar 2017 € 35.062,00 is en van zijn partner € 1.083,00. Dit heeft geleid tot het besluit van 19 juli 2019. In dat besluit, gehandhaafd bij het besluit van 7 oktober 2019, heeft de Dienst Toeslagen de zorg- en huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2017 definitief berekend en vastgesteld op nihil, omdat het gezamenlijk toetsingsinkomen van [appellant] en zijn toeslagpartner hoger uitviel dan het maximale inkomen dat voor dat jaar aanspraak gaf op zorg- en huurtoeslag. Als gevolg hiervan moet [appellant] een bedrag van € 2.128,00 aan zorgtoeslag en € 3.834,00 aan huurtoeslag terugbetalen.
Hoger beroep
2.       De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert over het vastgestelde inkomen en de vaststellingsovereenkomst zijn zo goed als een herhaling van wat hij daarover in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordelingen daarvan in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zouden zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en rechtsoverwegingen 4 en 5, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat [appellant] de Dienst Toeslagen kan verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling te treffen waarbij rekening wordt gehouden met zijn financiële omstandigheden.
Conclusie
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
4.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Engele, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025
1033