ECLI:NL:RVS:2025:399
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid over rechtmatig verblijf
Op 5 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 8 mei 2023 vastgesteld dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf meer had op grond van het Unierecht. Dit besluit werd op 27 oktober 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard, maar op 17 september 2024 trok de minister van Asiel en Migratie dit besluit weer in. De rechtbank Den Haag verklaarde op 15 november 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 27 oktober 2023 niet-ontvankelijk. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.