ECLI:NL:RVS:2025:400

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
202406210/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.H. van den Biggelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Ecodorp Milhezerweg in Deurne wegens agrarische belangen

Op 6 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker], eigenaar van een melkveebedrijf in Deurne, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen het bestemmingsplan "Ecodorp Milhezerweg ong. Deurne". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Deurne op 2 juli 2024, maakt de bouw van 24 woningen mogelijk op een afstand van 15 meter van de agrarische gronden van [verzoeker]. Hij vreest dat deze woningbouw zijn agrarische bedrijfsvoering zal belemmeren, aangezien het voorheen geldende bestemmingsplan een afstand van 25 meter vereiste.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 16 januari 2025, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door mr. S. Oord en de raad van de gemeente Deurne werd vertegenwoordigd door mr. A.M.T. Willems en ir. C.E. Schrijver-Sizoo. De voorzieningenrechter oordeelde dat de motivering van de raad voor het verkorten van de afstand tussen de woningen en de agrarische gronden onvoldoende was. Er was geen locatie-specifiek onderzoek gedaan om de verkorting van de afstand van 50 meter naar 15 meter te onderbouwen, wat noodzakelijk is gezien de mogelijke impact op de agrarische activiteiten van [verzoeker].

De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek van [verzoeker] toegewezen en het bestemmingsplan geschorst. De raad van de gemeente Deurne is ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van [verzoeker]. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer deze in conflict kunnen komen met bestaande agrarische activiteiten.

Uitspraak

202406210/2/R2.
Datum uitspraak: 6 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B], wonend en gevestigd in Deurne (hierna: [verzoeker]),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Ecodorp Milhezerweg ong. Deurne" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
CPO Allemansland heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 januari 2025, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [verzoeker A], bijgestaan door mr. S. Oord, en de raad van de gemeente Deurne, vertegenwoordigd door mr. A.M.T. Willems en ir. C.E. Schrijver-Sizoo, zijn verschenen. Voorts is daar CPO Allemansland, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter is een voorlopig oordeel en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 15 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Het bestemmingsplan maakt op initiatief van CPO Allemansland een collectieve woonvorm mogelijk in het buitengebied van Deurne. Het initiatief omvat de realisatie van 24 woningen aan een erf met gemeenschappelijke gebouwen in een open erfinrichting.
4.       [verzoeker] heeft een melkveebedrijf aangrenzend aan het plangebied. Hij kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen, omdat hij vreest daardoor in zijn agrarische bedrijfsvoering te worden belemmerd. Het bestemmingsplan maakt mogelijk dat op een afstand van 15 meter van zijn agrarische gronden woningen worden gerealiseerd. De woningbouwlocatie ligt ten zuidwesten van zijn agrarische gronden, waar het telen van gewassen is toegestaan.
Ingevolge het voorheen voor het plangebied geldende bestemmingsplan "Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied" was op de planlocatie ook woningbouw mogelijk, op een afstand van 25 meter van de betrokken agrarische gronden. Die afstand wordt dus korter.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist.
Beoordeling van het verzoek
5.       Het verzoek wordt toegewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onduidelijk of het bestemmingsplan in stand zal kunnen blijven en ook of mogelijke gebreken in het plan uiteindelijk kunnen worden hersteld. De voorzieningenrechter zal daarom het bestemmingsplan schorsen. Dit wordt hieronder toegelicht, waarbij alleen wordt ingegaan op de beroepsgrond die aanleiding geeft om het bestemmingsplan te schorsen.
De spuitzone in verband met de mogelijke teelt van gewassen
6.       Vooropgesteld wordt dat het op de agrarische gronden van [verzoeker] ingevolge het geldende "Herstelbestemmingsplan Buitengebied Deurne 2021", is toegestaan om verschillende vormen van agrarische bedrijvigheid uit te oefenen, waaronder het telen van gewassen. Gelet op de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en de toelichting die [verzoeker] hierover onder meer op de zitting heeft gegeven, acht de voorzieningenrechter niet uitgesloten dat op die gronden gewassen kunnen worden geteeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen.
6.1.    Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat in het algemeen een afstand van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Het is mogelijk die afstand te verkleinen, als daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:855, onder 7).
6.2.    De raad heeft in de Nota zienswijzen omstandigheden naar voren gebracht die naar hij stelt maken dat het in dit geval niet nodig is om een afstand van 50 m in acht te nemen tussen de agrarische gronden en de woningbouwlocatie. De raad heeft er daarbij op gewezen dat volgens het voor de gronden van het plangebied vigerende bestemmingsplan al woningbouw op een afstand van 25 m is toegestaan. Verder stelt de raad dat de regelgeving over driftreducerende technieken inmiddels is aangescherpt en dat veel gewasbeschermingsmiddelen die eerder konden worden toegepast, tegenwoordig niet meer zijn toegestaan. Ook wijst de raad op de windrichting die overwegend gunstig is en stelt hij dat bij de teelten die ter plaatse zijn toegestaan, alleen neerwaarts spuiten aan de orde is. Volgens de Nota zienswijzen wordt verder op de perceelsgrens een gemengde windhaag gerealiseerd die hoger reikt dan de spuithoogte. Mogelijke drift, die volgens de raad overigens onaannemelijk is, wordt daardoor gefilterd. De raad concludeert in de Nota zienswijzen dat, al het voorgaande in aanmerking genomen, in dit geval een afstand van 5 m zou volstaan voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
6.3.    Over de stelling van de raad dat het vorige bestemmingsplan al woningbouw toestond op de planlocatie, overweegt de voorzieningenrechter dat dat niet betekent dat de keuze om bij het voorliggende plan woningbouw mogelijk te maken op kortere afstand dan eerder was toegestaan, niet meer deugdelijk hoefde te worden gemotiveerd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3710, onder 8.3).
Vastgesteld moet worden dat aan het standpunt van de raad dat in dit geval een afstand van 15 m volstaat om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen, geen op de locatie toegesneden onderzoek ten grondslag is gelegd. Dat is wel nodig als de in het algemeen niet onredelijk geachte spuitzone tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, wordt verkleind van 50 m naar 15 m, zoals hier aan de orde (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1973, onder 9.2).
De voorzieningenrechter beoordeelt de motivering op basis van de redenering van de raad in de Nota zienswijzen daarom vooralsnog als onvoldoende. Deze redenering is deels te algemeen, bijvoorbeeld waar het gaat om het gestelde over de regels met betrekking tot driftreductie en al dan niet toegestane gewasbeschermingsmiddelen. Ook wordt alleen uitgegaan van teelten zoals [verzoeker] die in het (recente) verleden feitelijk heeft uitgevoerd, waaraan de conclusie is verbonden dat alleen sprake zal zijn van eenmaal per jaar neerwaarts spuiten. [verzoeker] betoogt terecht dat op die wijze onvoldoende rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Over de groenvoorziening die volgens de raad mede dient voor beperking van mogelijke drift, heeft [verzoeker] terecht gesteld dat in de Nota zienswijzen wordt gesproken over een windhaag en in het bij het bestemmingsplan behorende Landschapsplan over het aanplanten van bospercelen en een bosplantsoen. Als van de bospercelen wordt uitgegaan omdat die zijn opgenomen in het Landschapsplan waar in artikel 6.4.3 van de planregels naar wordt verwezen, is niet gebleken of is onderzocht in hoeverre deze mogelijke drift kunnen verhinderen.
Gelet op het voorgaande, volgt de voorzieningenrechter het betoog van [verzoeker] dat de motivering van de raad over waarom in dit geval een woningbouwlocatie op een afstand van 15 m van zijn agrarische gronden kan worden toegestaan, vooralsnog onvoldoende is.
7.       De raad heeft op 14 januari 2025 aan het einde van de dag, en dus kort voor de behandeling van de voorlopige voorziening ter zitting, alsnog de "Notitie locatiespecifiek onderzoek gewasbeschermingsmiddelen" van Adromi van 14 januari 2025 (hierna: de Notitie) in het geding gebracht.
De voorzieningenrechter acht het in strijd met een goede procesorde om deze Notitie, gelet op het zeer late moment van indienen, bij de behandeling van de voorlopige voorzieningsprocedure te betrekken. Andere partijen hebben hierdoor niet de gelegenheid gehad om hierop voldoende te kunnen reageren.
De vraag of de Notitie de twijfel aan de motivering van de raad over de in acht genomen afstand kan wegnemen, leent zich onder de gegeven omstandigheden niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningsprocedure. Deze dient te worden beantwoord in de bodemprocedure.
Conclusie
8.       Het verzoek wordt toegewezen, gelet op wat hiervoor onder 6 tot en met 6.3 en 7 is overwogen. Er bestaat aanleiding om het vaststellingsbesluit van 2 juli 2024 te schorsen. Hoewel niet het gehele plangebied binnen een afstand van 50 m van de agrarische gronden ligt, schorst de voorzieningenrechter vanwege de samenhang in het bestemmingsplan het gehele besluit.
9.       De raad moet de proceskosten van [verzoeker] vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 2 juli 2024, waarbij het bestemmingsplan "Ecodorp Milhezerweg ong. Deurne" is vastgesteld;
II.       veroordeelt de raad van de gemeente Deurne tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat de raad van de gemeente Deurne aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
voorzieningenrechter
w.g. Bolleboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2025
641