202503898/2/R4.
Datum uitspraak: 25 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend in Bruchem, gemeente Zaltbommel, (hierna: tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2025 heeft het college aan SmartBuilds Project II B.V. en Bouwlinie B.V. een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor de duur van 35 jaar voor de bouw van in totaal 139 flexwoningen op het perceel kadastraal bekend gemeente Kerkwijk, sectie N, nummer 706.
De omgevingsvergunning is gecoördineerd voorbereid met een besluit hogere waarde en een verkeersbesluit en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
Tegen deze gecoördineerd voorbereide en bekendgemaakte besluiten heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 augustus 2025, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door M.N. van Prooijen, F.C.M. Mofers en L. Schenkels, zijn verschenen. Verder zijn ter zitting Bouwlinie B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en SmartBuilds Project II B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], beide bijgestaan door mr. I. Wind-Middel, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 29 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3. SmartBuilds Project II B.V. en Bouwlinie B.V. hebben een aanvraag ingediend voor de bouw van in totaal 139 tijdelijke flexwoningen met bijbehorende ontsluitingsweg en parkeerplaatsen aan de zuidkant van Zaltbommel. Het college heeft de omgevingsvergunning voor de bouw van de flexwoningen verleend en bepaald dat de vergunning ingevolge artikel 6.2 van de Wabo direct in werking treedt.
Behandeling verzoek om voorlopige voorziening
4. [verzoeker] heeft verzocht om een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat de bouw van de flexwoningen en de bijbehorende werkzaamheden, inclusief voorbereidende werkzaamheden, worden stilgelegd totdat op het beroep is beslist. [verzoeker] vreest voor onomkeerbare gevolgen, omdat de voorbereidingen voor de bouw van de flexwoningen, zoals het verharden van grond, al zijn begonnen.
5. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat er voor het aanbrengen van oppervlakteverharding voor de toegangsweg en de parkeerplaatsen bij de flexwoningen een aparte omgevingsvergunning is aangevraagd en verleend. Daartegen is inmiddels bezwaar gemaakt. Verder heeft het college op de zitting toegelicht dat de omgevingsvergunning voor de flexwoningen niet ziet op het bouwrijp maken van de grond en de voorbereidende werkzaamheden. SmartBuilds Project II B.V. en Bouwlinie B.V. hebben op de zitting verklaard dat zij zullen wachten met het bouwen van de flexwoningen totdat de omgevingsvergunning onherroepelijk is. Verder hebben zij zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van feitelijk onomkeerbare gevolgen.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de omgevingsvergunning voor de bouw van de flexwoningen alleen ziet op de bouw van de flexwoningen en niet (ook) op het bouwrijp maken van de grond en voorbereidende werkzaamheden. Ook ziet de omgevingsvergunning niet op het aanbrengen van oppervlakteverharding voor de toegangsweg en de parkeerplaatsen. Daarvoor heeft het college een andere vergunning verleend, die in deze procedure niet voorligt. Het verzoek om voorlopige voorziening kan daarom alleen zien op de bouw van de flexwoningen. Gelet op de verklaring van SmartBuilds Project II B.V. en Bouwlinie B.V. dat gewacht wordt met het bouwen van de flexwoningen totdat de omgevingsvergunning onherroepelijk is, bestaat er geen spoedeisend belang. Verder volgt de voorzieningenrechter [verzoeker] niet in haar betoog dat sprake is van onomkeerbare gevolgen. De flexwoningen zijn modulaire woningen en naar hun aard tijdelijk en verplaatsbaar. Er is daarom geen sprake van feitelijk onomkeerbare gevolgen.
7. Gelet hierop is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
8. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
9. SmartBuilds Project II B.V. en Bouwlinie B.V. hebben verzocht [verzoeker] te veroordelen in de kosten in verband met deze procedure. Op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een natuurlijke persoon alleen in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht is sprake, als op grond van bijzondere omstandigheden kan worden vastgesteld dat ten tijde van het verzoeken om een voorlopige voorziening het voor appellant evident was dat van de ingestelde procedure geen positief resultaat viel te verwachten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het voor [verzoeker] evident was dat in deze procedure geen positief resultaat was te verwachten. Voor een veroordeling in de proceskosten van [verzoeker] ten behoeve van SmartBuilds Project II B.V. en Bouwlinie B.V. bestaat dan ook geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.D.J.D. van der Heijden, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025
954