ECLI:NL:RVS:2025:4030

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
202500926/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

Op 20 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan betrokkene. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 14 februari 2025 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend aan betrokkene. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat het JCS geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken van 29 januari 2025 en 26 februari 2025 ter ondersteuning van haar oordeel. De Afdeling concludeert dat de grief van de minister slaagt en dat het hoger beroep gegrond is.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, wordt het beroep van betrokkene alsnog ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2025.

Uitspraak

202500926/1/V3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 februari 2025 in zaak nr. NL25.3220 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2025 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 14 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat in Haarlem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het JCS geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.    De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 februari 2025 in zaak nr. NL25.3220;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.      wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2025
1020