ECLI:NL:RVS:2025:4038

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
202503624/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen beëindiging opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening

Op 21 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de minister van Asiel en Migratie in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 mei 2025 het bezwaar van betrokkene tegen de beëindiging van zijn opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening gegrond had verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had betrokkene op 6 november 2023 geïnformeerd dat zijn opvang per 17 oktober 2023 zou worden beëindigd. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar moest nemen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van partijen, besloten dat de minister geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

Uitspraak

202503624/2/V1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 mei 2025 in zaak nr. 24/6247 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij formulier gedateerd op 6 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokkene geïnformeerd dat hij de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 17 oktober 2023 beëindigt.
Bij besluit van 18 maart 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat de Afdeling krachtens artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die partijen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2025
574-1118