ECLI:NL:RVS:2025:4040
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag tot wijziging van de beperking van een aan de appellant verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, alsook de afwijzing van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van die verblijfsvergunning. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 april 2021 deze aanvragen afgewezen. Hiertegen heeft de appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 17 augustus 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 2 juli 2024 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N. van Bremen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2025.