ECLI:NL:RVS:2025:4075

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
202400396/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak hebben verzoekers A en B, wonend in Tubbergen, verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Afdeling van de Raad van State van 4 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:939). De zitting vond plaats op 20 augustus 2025, waar de verzoeken om herziening werden behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat de verzoeken niet-ontvankelijk zijn, omdat deze meer dan een jaar na de bekendmaking van de eerdere uitspraak zijn ingediend. De Afdeling hanteert als uitgangspunt dat verzoeken om herziening niet onredelijk laat mogen worden ingediend, en in dit geval zijn de verzoeken op 17 januari 2024 ingediend, wat te laat is. De verzoekers hebben geen nieuwe feiten (nova) aangedragen die hun verzoek zouden kunnen rechtvaardigen. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak om tijdig verzoeken in te dienen.

Uitspraak

202400396/1/R3.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op de verzoeken van:
1.       [verzoeker A], wonend in Tubbergen,
2.       [verzoeker B], wonend in Tubbergen,
verzoekers,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2021:939.
Openbare zitting gehouden op 20 augustus 2025 om 11:15 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter
staatsraad G.O. van Veldhuizen, lid
staatsraad mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid
griffier: mr. M. Priem
Verschenen:
[verzoeker A];
[verzoeker B];
de raad van de gemeente Tubbergen, vertegenwoordigd door mr. drs. M.Y. Rutjes
====================================
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben verzocht om de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2021:939, te herzien. De Afdeling gaat niet over tot herziening en wijst de verzoeken af.
Redenen:
1.       Hoewel het indienen van een verzoek om herziening niet aan enige wettelijke termijn is gebonden, hanteert de Afdeling bij de beoordeling van een dergelijk verzoek als uitgangspunt dat het verzoek niet onredelijk laat mag zijn ingediend. Zoals de grote kamer van de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraken van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:308 en ECLI:NL:RVS:2015:310, wordt bij de invulling van het "onredelijk laat"-criterium in de regel uitgegaan van een termijn van één jaar. Dit betekent dat de indiening van een verzoek om herziening als onredelijk laat wordt aangemerkt indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar na het bekend worden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. Een uitzondering op die regel wordt gemaakt voor die uitzonderlijke gevallen waarin het belang van de rechtszekerheid van andere belanghebbenden en bestuursorganen dermate betrokken is, dat het hanteren van een zo lange termijn niet aanvaardbaar zou zijn. Dit laatste kan zich eerder in meerpartijengeschillen dan in tweepartijengeschillen voordoen, en eerder indien bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, een besluit in stand is gebleven waarbij aan een of meer belanghebbenden toestemming is verleend om bepaalde activiteiten te verrichten. In dergelijke uitzonderlijke gevallen waarin de termijn van één jaar niet wordt gehanteerd, zal een termijn gelden van drie maal zes weken.
2.       De verzoeken om herziening zijn op 17 januari 2024 ingediend.
3.       [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben hun verzoek niet ingediend binnen een jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak van 4 mei 2021. Ze hebben ook geen nova gesteld die hen in het jaar voorafgaand aan het indienen van hun herzieningsverzoek bekend zijn geworden, nog daargelaten of in dit geval een termijn van drie maal zes weken zou moeten gelden.
4.       Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding om de herzieningsverzoeken niet inhoudelijk te behandelen omdat de verzoeken onredelijk laat zijn ingediend. De verzoeken worden niet-ontvankelijk verklaard.
5.       Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
w.g. Minderhoud
voorzitter
w.g. Priem
griffier
646