ECLI:NL:RVS:2025:4077

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
202504301/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen

Op 25 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman, een voorlopige voorziening vroegen. De zaak betreft de aanvragen van verzoekers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister van Asiel en Migratie op 30 april 2025 niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank Den Haag had eerder op 24 juli 2025 de beroepen van verzoekers ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter heeft op 21 augustus 2025 de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers hebben vervolgens op 25 augustus 2025 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij is bepaald dat de voorgenomen overdracht op 26 augustus 2025 achterwege blijft.

Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.

Uitspraak

202504301/3/V3.
Datum uitspraak: 25 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 juli 2025 in zaak nr. NL25.20025 en NL25.20433 in het geding tussen:
verzoekers
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 30 april 2025 heeft de minister aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 24 juli 2025 heeft de rechtbank de daartegen door verzoekers ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van verzoekers om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman, advocaat in Rotterdam, hebben op 25 augustus 2025 op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het bezwaarschrift is beslist.
2.       Gelet op wat appellanten in hun verzoek hebben aangevoerd, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen overdracht op 26 augustus 2025 achterwege blijft;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.C. Stoové, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Stoové
voorzieningenrechter
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2025
47-1085