202404396/2/R1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend in De Goorn, gemeente Koggenland,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Koggenland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Dwingel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 7 augustus 2025, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. M. Sikkes, rechtsbijstandverlener, en de raad, vertegenwoordigd door P.F. Mol, en mr. U.E.M. Pinas, advocaat te Alkmaar, allen via een videoverbinding aan hebben deelgenomen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plangebied ligt aan de Dwingel te De Goorn. Op de gronden was tot 2021 een school gevestigd. Die school is verhuisd naar een andere plek in de gemeente.
Het plan voorziet in een gebouw voor een Huisartsenpraktijk onder één dak (hierna: HOED), een apotheek, 12 rug-aan-rug-woningen, 28 appartementen en de herinrichting van de openbare ruimte. Het is bedoeling dat in de HOED vier huisartspraktijken die thans nog zijn gevestigd in Ursem, Spierdijk, Berkhout en Avenhorn worden geconcentreerd.
Het perceel van [verzoeker A] en [verzoeker B] ligt op ongeveer 30 m ten noordwesten van het plangebied. Hun woning staat bij de kruising van de wegen De Goorn en Dwingel.
Beoordeling van het verzoek
3. [verzoeker A] en [verzoeker B] kunnen zich niet met het plan verenigen omdat zij vrezen voor verkeershinder, in de vorm van geluidoverlast en verkeersveiligheid. Zij voeren aan dat het aantal verkeersbewegingen aanzienlijk zal toenemen en dat het verkeersonderzoek een groot aantal onjuiste aannames en conclusies bevat. Verder vrezen zij parkeeroverlast en een aantasting van hun woon- en leefklimaat door onder meer de voorzieningen die op de gronden met de bestemming "Groen" mogelijk zijn. Ook de landschappelijke inpassing achten zij onvoldoende geregeld.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat de inhoudelijke beoordeling van alle gronden die [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben aangevoerd zich niet leent voor deze voorzieningenprocedure. De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van een belangenafweging beoordelen of er aanleiding bestaat om het bestemmingsplan te schorsen. Daarbij zal de voorzieningenrechter ingaan op het belangrijkste inhoudelijke bezwaar van [verzoeker A] en [verzoeker B], namelijk dat door de toename van het aantal motorvoertuigen als gevolg van het plan de verkeersveiligheid van het kruispunt wordt aangetast en de geluidbelasting toeneemt. Tegenover dat belang staat het belang van de raad om het plan zo snel mogelijk uit te voeren.
5. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat het belang om de HOED zo spoedig mogelijk te realiseren is ingegeven door de omstandigheid dat van de vier huisartsen in de omgeving op korte termijn er twee met pensioen gaan en er één praktijk voert vanuit een porta cabin. Verder heeft de raad onbetwist gesteld dat vrijwel alle woningen die het plan mogelijk maakt al zijn verkocht of verhuurd. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat het algemene belang, dat wordt gediend met de realisatie van de HOED en de nieuwe woningen, in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [verzoeker A] en [verzoeker B] om het plan te schorsen.
Het voorgaande neemt niet weg dat zolang het plan nog niet onherroepelijk is en de te verlenen omgevingsvergunningen evenmin, het voor rekening en risico van de projectontwikkelaar is om te bouwen. Verder wijst de voorzieningenrechter er op dat, zoals [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben betoogd, het verkeersonderzoek dat aan het plan ten grondslag is gelegd enkele onduidelijkheden bevat die de raad op zitting niet goed heeft kunnen toelichten. Evenmin heeft de raad vooralsnog inzichtelijk gemaakt waarom de geluidbelasting vanwege de toename van verkeer bij de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] niet tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat zal leiden. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn deze onduidelijkheden echter van zodanige aard dat het aannemelijk is dat deze in de hoofdzaak alsnog verduidelijkt kunnen worden en dat het plan - uiteindelijk - in stand kan blijven. Verder ziet de voorzieningenrechter in deze onduidelijkheden geen reden om aan te nemen dat de verkeersveiligheid op de kruising zodanig is dat het plan moet worden geschorst, te minder nu de raad heeft toegelicht dat aanvullende maatregelen aan de kruising kunnen worden getroffen. De omstandigheid dat, zoals [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben aangevoerd, in de periode 2017 - 2021 één verkeersongeval op de kruising heeft plaatsgevonden, maakt op zichzelf nog niet dat de kruising verkeersonveilig is. Ook wat betreft de mogelijke toename van de geluidbelasting bij de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] als gevolg van het wegverkeer in de plansituatie ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het plan te schorsen, gelet op de ligging van de woning in een 30 km/u-zone.
Conclusie
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter
w.g. Van Helvoort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
361