202307972/1/A3.
Datum uitspraak: 5 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Regenboog Apotheek Bavel B.V., gevestigd in Bavel, gemeente Breda,
(hierna: de vennootschap),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 november 2023 in zaken nrs. 22/2186 en 22/2755 in het geding tussen:
de vennootschap
en
de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: de NZa).
Procesverloop
Bij besluiten van 18 oktober 2021 en 7 januari 2022 heeft de NZa beslist op twee informatieverzoeken van de vennootschap op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob). De NZa heeft een aantal documenten openbaar gemaakt.
Bij besluiten van 15 maart 2022 en 26 april 2022 heeft de NZa de daartegen door de vennootschap gemaakte bezwaren gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2023 heeft de rechtbank het door de vennootschap tegen het besluit van 15 maart 2022 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarin is beslist dat de eerste zin in de e-mail van 15 april 2021, 17.15 uur (onderdeel van document 32), niet openbaar kon worden gemaakt op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, en de NZa opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen. Verder heeft de rechtbank het door de vennootschap tegen het besluit van 26 april 2022 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft de vennootschap hoger beroep ingesteld.
Bij besluit op bezwaar van 8 december 2023 heeft de NZa het besluit van 18 oktober 2021 herroepen en de eerste zin in de door de rechtbank bedoelde e-mail openbaar gemaakt.
Hiertegen heeft de vennootschap beroepsgronden ingediend.
De vennootschap heeft de toestemming gegeven, bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
De NZa heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2024, waar de vennootschap, vertegenwoordigd door J.P. Dupon, bijgestaan door mr. C. van Noort en mr. D.J.C. Post, advocaten in Zeist, en de NZa, vertegenwoordigd door mr. F.J.H. van Tienen en mr. B.R. Boerboom, advocaten in Den Haag, zijn verschenen. Aan de kant van de NZa is verder mr. L.A. Schakel verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 26 juli 2021 heeft de vennootschap, voor zover hier van belang, de NZa op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van informatie vanaf 1 november 2020 over een aanwijzing die de NZa aan de vennootschap heeft opgelegd. Bij brief van 5 november 2021 heeft de vennootschap, voor zover hier van belang, een vergelijkbaar informatieverzoek ingediend voor informatie vanaf 26 juli 2021.
2. De betogen die de vennootschap in hoger beroep naar voren brengt over de door de NZa verrichte zoekslag en de uitleg die de NZa hierover heeft gegeven, is zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is daarop gemotiveerd ingegaan. De vennootschap heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling door de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich in het oordeel van de rechtbank vinden.
De betogen slagen niet.
3. De vennootschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de NZa openbaarmaking van informatie in een aantal door de vennootschap vermelde documenten op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, mocht weigeren. Volgens de vennootschap is het moeilijk voorstelbaar dat het in al die documenten gaat om persoonlijke beleidsopvattingen of daarmee onscheidbaar verweven feitelijke gegevens.
3.1. De Afdeling heeft kennis genomen van de door de rechtbank beoordeelde vertrouwelijke documenten en kan zich in het oordeel van de rechtbank vinden.
Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, moet worden bevestigd.
5. De NZa heeft het besluit van 8 december 2023 ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank genomen. Hiertegen is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, voor de vennootschap een beroep ontstaan.
5.1. Voor de gronden van haar beroep verwijst de vennootschap naar haar betogen in hoger beroep. De Afdeling heeft hiervoor geoordeeld dat die betogen niet slagen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. De NZa hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 8 december 2023 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Hartsuiker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025
620