202405400/1/R3.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant]), wonend in Naaldwijk, gemeente Westland,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuyt Brugge" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 augustus 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. T. Gelo, en de raad, vertegenwoordigd door J.E.G. van Veldhuizen, J.A. van den Berk en E. Kalle, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 8 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Op de locatie van de voormalige kistenfabriek aan de Naaldwijkse Vaart, tussen de Secretaris Verhoeffweg en het Zuideinde in Naaldwijk, ligt een stuk grond braak. De raad heeft het plan vastgesteld om hier woningbouw mogelijk maken in de vorm van 22 appartementen en 5 eensgezinswoningen.
[appellant] woont in de directe omgeving van het plangebied. Hij kan zich niet met het plan verenigen omdat hij vreest dat het plan leidt tot verkeersonveilige situaties.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Verkeersveiligheid
4. [appellant] betoogt dat de extra verkeersgeneratie door de voorziene ontwikkeling tot verkeersonveilige situaties zal leiden, en daarmee zijn woon- en leefklimaat aantast. Uit verkeersonderzoek van Ex Ante volgt volgens [appellant] dat het Zuideinde al in de huidige situatie, nog zonder extra woningbouw, verkeersonveilig is door de te smalle weg en stoep. De weg voldoet qua breedte niet aan de CROW-richtlijn. Doordat de weg te smal is ontstaan onveilige situaties voor fietsers en kunnen auto’s elkaar moeilijk passeren. Omdat de stoep ook te smal is en soms geblokkeerd wordt, moeten voetgangers soms uitwijken naar de rijbaan. Uit het verkeersonderzoek volgt verder dat door de weginrichting onduidelijke verkeerssituaties ontstaan omdat niet altijd voldoende zicht bestaat op aankomend verkeer. Door het toevoegen van 27 woningen zal de verkeersonveiligheid volgens [appellant] nog meer toenemen.
[appellant] voert aan dat de raad de verkeersveiligheid beter moet borgen. De raad heeft aangegeven dat het vanwege het verkeersonderzoek instemt met een herinrichting van het Zuideinde en dat daarvoor het benodigde krediet ter beschikking wordt gesteld. Dit is ten onrechte niet geborgd volgens [appellant].
4.1. De raad stelt dat het verkeersonderzoek van Ex Ante van 29 augustus 2023 over de bestaande verkeersafwikkeling op het Zuideinde in relatie tot fietsers en voetgangers gaat. Uit aanvullend onderzoek van Ex Ante van 26 september 2023 volgt dat er geen bezwaar bestaat om extra verkeer van de voorziene woningbouwontwikkeling via het Zuideinde te laten rijden na de herinrichting van het Zuideinde. Het Zuideinde kan en zal verder ingericht worden volgens de verkeerskundige richtlijnen en de verkeersveiligheid van fietsers en voetgangers is volgens de raad niet in het geding. Hierbij wijst de raad erop dat het college op 24 oktober 2023 heeft ingestemd met het herinrichten van het Zuideinde. De raad heeft hiervoor op 13 december 2023 het benodigde krediet van € 250.000 beschikbaar gesteld. In november 2023 heeft een bewonersavond plaatsgevonden waarin een schetsontwerp van de herinrichting is voorgelegd. Op 18 maart 2025 heeft een inloopavond plaatsgevonden waarin het ontwerp is gepresenteerd. De planning is om de herinrichting begin 2026 gerealiseerd te hebben.
4.2. Aan het plan liggen meerdere verkeersonderzoeken ten grondslag. In de memo "Second opinion project Zuyt Brugge te Naaldwijk" van Ex Ante van 29 augustus 2023 is onder meer geconcludeerd dat het Zuideinde te smal is, waardoor er onveilige situaties ontstaan voor voetgangers en fietsers. In de memo "Advies alternatieve ontsluiting Zuyt Brugge op Secretaris Verhoeffweg" van Ex Ante van 26 september 2023 is geconcludeerd dat er geen bezwaar is om het extra verkeer van "Zuyt Brugge" via het Zuideinde te laten rijden omdat de intensiteiten op Zuideinde zo laag zijn dat er na herinrichting sprake is van een veilige situatie, ook met het verkeer van "Zuyt Brugge".
De raad heeft erkend dat het Zuideinde in de huidige situatie onveilig is voor fietsers en voetgangers zoals is vastgesteld in de memo van Ex Ante van 29 augustus 2023. Op de zitting heeft de raad aangegeven dat hij zich kan vinden in het opnemen van een voorwaardelijke verplichting voor de herinrichting van het Zuideinde, dit is momenteel namelijk niet in de planregels geborgd.
Het betoog slaagt.
4.3. Voor zover [appellant] op de zitting voor het eerst heeft betoogd dat het plan een ontsluiting op de Secretaris Verhoeffweg planologisch ten onrechte niet onmogelijk maakt, overweegt de Afdeling dat dit een nieuwe beroepsgrond is. Op grond van artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de beroepstermijn geen gronden meer worden aangevoerd. Dat betekent dat de Afdeling niet toekomt aan een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.
Zelf voorzien
4.4. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien op de tijdens de zitting met partijen besproken wijze. De Afdeling zal aan de planregels artikel 8.3.3 toevoegen om te borgen dat de woningen in het plangebied niet in gebruik worden genomen voordat het Zuideinde is heringericht. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat andere belanghebbenden hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad.
4.5. Artikel 8.3.3 van de planregels krijgt als subkopje de titel "voorwaardelijke verplichting" en komt als volgt te luiden: "De woningen in het plangebied mogen niet in gebruik genomen worden voordat de herinrichting van het Zuideinde heeft plaatsgevonden, en het Zuideinde voldoet aan de richtlijnen van de CROW voor een erftoegangsweg.".
Conclusie
5. Gelet op wat onder 4.2 is overwogen is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 26 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuyt Brugge" gegrond. Dit besluit moet wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd voor zover in de planregels niet is geborgd dat het Zuideinde heringericht moet zijn voor de woningen in het plangebied in gebruik mogen worden genomen.
6. Zoals is overwogen onder 4.4, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 26 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan, voor zover dit is vernietigd.
7. De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
8. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Westland van 26 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuyt Brugge", voor zover in de planregels niet is geborgd dat het Zuideinde heringericht moet zijn voor de woningen in het plangebied in gebruik mogen worden genomen;
III. bepaalt dat aan de planregels artikel 8.3.3 wordt toegevoegd met als subkopje "voorwaardelijke verplichting" en met als tekst "De woningen in het plangebied mogen niet in gebruik genomen worden voordat de herinrichting van het Zuideinde heeft plaatsgevonden, en het Zuideinde voldoet aan de richtlijnen van de CROW voor een erftoegangsweg.";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 26 juni 2024, voor zover dit is vernietigd;
V. draagt de raad van de gemeente Westland op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel nummer III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VII. gelast dat de gemeente Westland aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
944