ECLI:NL:RVS:2025:4113

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
202306489/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022' vastgesteld door de raad van de gemeente Geertruidenberg

Op 27 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een maatschap, vertegenwoordigd door de maten [maat A] en [maat B], en de raad van de gemeente Geertruidenberg. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022', dat op 29 juni 2023 door de raad is vastgesteld. De maatschap heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het bouwvlak voor hun perceel kleiner is weergegeven dan in het vorige bestemmingsplan. De raad heeft erkend dat dit een vergissing is en heeft verzocht om dit gebrek te herstellen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het besluit van de raad niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat het bouwvlak voor het perceel van de maatschap niet correct is weergegeven. De Afdeling heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van de raad vernietigd voor het onderdeel dat betrekking heeft op het bouwvlak van het perceel van de maatschap. De Afdeling heeft bepaald dat het bouwvlak voor het perceel op dezelfde wijze moet worden weergegeven als in het vorige bestemmingsplan. De raad is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het elektronisch vastgestelde plan door te voeren. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de maatschap.

Uitspraak

202306489/1/R2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] (hierna: de maatschap), waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B]), gevestigd in Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
appellante,
en
de raad van de gemeente Geertruidenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de maatschap beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De maatschap en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2025, waar de maatschap, vertegenwoordigd [maat A] en [maat B], bijgestaan door mr. drs. D.B. Pors, en de raad, vertegenwoordigd door A. Cornel en J.A.M. Jaspers, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 20 oktober 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inleiding
3.       Het plangebied heeft betrekking op het bedrijventerrein De Pontonnier in de gemeente Geertruidenberg, ten noorden van de kern Raamsdonksveer. In navolging van het geactualiseerde "Zonebeheerplan bedrijventerrein De Pontonnier Raamsdonksveer" van 7 september 2022 met een bijbehorende geluidverdeling voorziet het plan in een geluidszone, de 50 dB(A)-contour, voor het bedrijventerrein. De grens van deze geluidszone is in de verbeelding bij het plan vastgelegd met de aanduiding "Geluidzone - industrieterrein De Pontonnier". Het geactualiseerde zonebeheerplan maakt onderdeel uit van het plan en is als bijlage 1 bij de planregels opgenomen. Met het voorliggende plan is de geluidszone enigszins vergroot ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Los van de gewijzigde geluidszone heeft het plan een conserverend karakter. De plantoelichting vermeldt dat de bestaande planologische situatie één-op-één is overgenomen.
De maatschap is gevestigd op het perceel [locatie 1] in het buitengebied van Raamsdonksveer. De maatschap exploiteert daar een grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van een melkveehouderij. Het perceel ligt gedeeltelijk binnen de geluidszone (50 dB(A)-contour) voor het bedrijventerrein.
Beroep
-bouwvlak perceel [locatie 1]
4.       De maatschap betoogt dat in het plan ten onrechte het bouwvlak voor zijn perceel kleiner is weergegeven ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. De verkleining betreft een oppervlak van ongeveer 250 m² aan de westzijde van het perceel. In het nieuwe plan is het bouwvlak zodanig verkleind dat een deel van het perceel, namelijk daar waar in de bestaande situatie een ruwvoerplaat aanwezig is, buiten het bouwvlak is komen te liggen.
4.1.    In de verbeelding van het voorliggende plan is te zien dat de westzijde van het perceel een rechte lijn is met in de zuidwestelijke hoek één uitstulping.
In de verbeelding van het vorige bestemmingsplan "Buitengebied" van 28 april 2011 is te zien dat westzijde van het perceel twee uitstulpingen heeft: één in de zuidwestelijke hoek en één halverwege de westzijde (ter plaatse van de ruwvoerplaat).
4.2.    De raad stelt dat het niet de bedoeling is geweest om met het voorliggende plan het bouwvlak voor het perceel [locatie 1] te wijzigen. De raad heeft in het verweerschrift en ter zitting aangegeven dat in het voorliggende plan abusievelijk het bouwvlak voor het perceel van de maatschap kleiner is weergegeven ten opzichte van het vorige bestemmingsplan "Buitengebied" van 28 april 2011. Volgens de raad is de uitstulping halverwege de westzijde van het perceel met een oppervlak van ongeveer 250 m², die wel in het vorige plan was opgenomen, ten onrechte in het voorliggende plan weggelaten. De raad heeft de Afdeling verzocht dit gebrek in het plan te herstellen.
4.3.    Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit, wat betreft dit onderdeel, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
-bouwvlak perceel [locatie 2]
5.       De maatschap verzoekt om in de verbeelding van het plan het bouwvlak voor het perceel [locatie 2] in Raamsdonkveer zo te verkleinen, dat de zuidgrens van het bouwvlak vlak achter het bestaande bouwwerk komt te liggen. De maatschap betoogt dat, omdat deze verkleining ten onrechte niet is verwerkt in het plan, zij zal worden beperkt in de maximale planologische mogelijkheden voor haar bedrijf.
5.1.    De raad stelt dat bij de planvaststelling het bouwvlak voor het perceel [locatie 2] in Raamsdonkveer niet hoefde te worden gewijzigd. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de Wgv) en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De raad wijst er verder op dat de maatschap bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen concrete uitbreidingsplannen kenbaar heeft gemaakt. Ook was niet duidelijk hoe de maatschap haar bedrijf eventueel wenst uit te breiden. Aangezien geen sprake is van een concreet initiatief waarvan de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid ten tijde van de planvaststelling kon beoordelen, hoefde met de wens van de maatschap om in de verbeelding van het plan het bouwvlak voor het perceel [locatie 2] in Raamsdonkveer te verkleinen geen rekening te worden gehouden bij de vaststelling van het plan, zo stelt de raad.
5.2.    In artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wgv is bepaald dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden en een geurgevoelig object ten minste 50 meter bedraagt, indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
In artikel 6, derde lid, onder b, is bepaald dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere afstand van toepassing is dan de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat deze ten minste 25 meter bedraagt, indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Op 16 december 2010 heeft de raad krachtens artikel 6 van de Wgv de "Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Geertruidenberg" (hierna: de geurverordening) vastgesteld.
In artikel 4, aanhef en onder b, is bepaald dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object in het gehele grondgebied van de gemeente buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter bedraagt.
5.3.    De Afdeling stelt vast dat in de verbeelding is weergegeven dat de afstand van het bouwvlak voor het perceel [locatie 1] tot het bestemmingsvlak "Bedrijventerein" op het perceel [locatie 2] ongeveer 56 m en tot het bouwvlak binnen die bedrijfsbestemming ongeveer 62 m is. De maatschap bestrijdt de ligging op deze afstand niet. Uit de afstand van 62 m volgt dat het bouwvlak voor het perceel [locatie 1] op meer dan 25 m afstand, als bedoeld in de geurverordening, en ook op meer dan 50 m afstand, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wgv, ligt van het bouwvlak binnen de bedrijfsbestemming op het perceel [locatie 2]. De Afdeling overweegt dat met het plan, wat betreft de richtafstanden voor geur, aldus wordt voldaan aan de geurverordening en de Wgv. De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de maatschap door het bestemmingsplan in zoverre niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt. De Afdeling ziet daarom in wat de maatschap heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in het bestemmingsplan het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak "Bedrijventerein" voor het perceel [locatie 2] had moeten verkleinen.
Het betoog slaagt niet.
-artikel 3.4.1, aanhef en onder q, van de planregels
6.       De maatschap betoogt dat artikel 3.4.1, aanhef en onder q, van de planregels onduidelijk is.
6.1.    De raad heeft aangegeven dat artikel 3.4.1, aanhef en onder q, van de planregels van het voorliggende plan vrijwel één op één overgenomen uit artikel 3.4.1, aanhef en onder q, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e Herziening" van 5 november 2015 en dat er geen sprake is van een gewijzigde planologische situatie op dit onderdeel. De raad licht toe dat deze bepaling is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e Herziening" om te voldoen aan de regels uit de Provinciale Verordening Ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant over "zorgvuldige veehouderij". Dat is uitgelegd in paragraaf 2.2 van de plantoelichting bij dat plan.
6.2.    In de verbeelding is te zien dat het perceel [locatie 1] de aanduiding "grondgebonden veehouderij" heeft.
Artikel 3.4.1, aanhef en onder q, van de planregels van het voorliggende plan luidt:
"Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen, wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:
q. het in gebruik nemen van gebouwen op de gronden met de aanduiding "grondgebonden veehouderij" voor het huisvesten van vee is niet toegestaan."
6.3.    De Afdeling stelt vast dat deze bepaling taalkundig weliswaar niet klopt, maar dat de bedoeling ervan wel duidelijk is; namelijk dat onder een strijdig gebruik van gronden en opstallen in elk geval wordt verstaan het in gebruik nemen van gebouwen op de gronden met de aanduiding "grondgebonden veehouderij" voor het huisvesten van vee. De Afdeling overweegt dat, omdat de bedoeling van deze bepaling duidelijk is, de taalkundig niet correcte formulering ervan niet leidt tot een rechtsonzekere situatie. Gelet hierop ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 3.4.1, aanhef en onder q, van de planregels onduidelijk is.
Het betoog slaagt niet.
Overigens heeft de maatschap op de zitting aangegeven dat zij inhoudelijk geen problemen heeft met deze bepaling.
Conclusie
7.       Het beroep is gegrond. Het besluit van 29 juni 2023, waarbij de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022" heeft vastgesteld, moet worden vernietigd, voor zover in de verbeelding van dat plan het bouwvlak voor het perceel [locatie 1] niet op dezelfde wijze is weergegeven als het bouwvlak voor dat perceel in de verbeelding van bestemmingsplan "Buitengebied" van 28 april 2011.
8.       De Afdeling zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd. Op de zitting heeft de maatschap te kennen gegeven zich hiermee te kunnen verenigen en het is niet aannemelijk dat derden hierdoor in hun belangen worden geschaad.
9.       De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
10.     De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Geertruidenberg van 29 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022", voor zover in de verbeelding van dat plan het bouwvlak voor het perceel [locatie 1] niet op dezelfde wijze is weergegeven als het bouwvlak voor dat perceel in de verbeelding van bestemmingsplan "Buitengebied" van 28 april 2011;
III.      bepaalt dat in de verbeelding van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Pontonnier e.o. 2022" het bouwvlak voor het perceel [locatie 1] op dezelfde wijze moet worden weergegeven als het bouwvlak voor dat perceel in de verbeelding van bestemmingsplan "Buitengebied" van 28 april 2011;
IV.      bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.       draagt het de raad van de gemeente Geertruidenberg op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III en IV, worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VI.      veroordeelt de raad van de gemeente Geertruidenberg tot vergoeding van bij [appellante], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VII.     gelast dat de raad van de gemeente Geertruidenberg aan [appellante], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ramrattansing
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
408