ECLI:NL:RVS:2025:4116

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
202200716/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van aanvullende bekostiging voor islamitisch onderwijs en de afwijzing van exploitatiekosten

In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het verzoek van de Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (SIO) om aanvullende bekostiging voor het jaar 2019. SIO, het bevoegd gezag van het Cornelius Haga Lyceum te Amsterdam, had op 8 augustus 2019 een verzoek ingediend bij de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, dat gedeeltelijk werd toegewezen. De minister kende bij besluit van 6 december 2020 een aanvullende bekostiging voor personeelskosten toe, maar wees het verzoek om aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten af. SIO ging hiertegen in beroep, nadat de minister het bezwaar ongegrond had verklaard.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 4 maart 2024, waarbij SIO werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en mr. W.E. Pors, en de minister door mr. M.Y. van Hattum, vergezeld van andere adviseurs. SIO betoogde dat er in 2020 een bijzondere ontwikkeling had plaatsgevonden, namelijk een bestuurscrisis, die volgens hen aanleiding gaf voor extra bekostiging voor exploitatiekosten. De minister erkende de bestuurscrisis, maar stelde dat de daaruit voortvloeiende kosten niet vergoed konden worden, omdat deze niet gerelateerd waren aan de kosten voor het verzorgen van onderwijs.

De Raad van State oordeelde dat de artikelen 89 en 104a van de Wet op het voortgezet onderwijs alleen van toepassing zijn op kosten die gemaakt worden voor het verzorgen van onderwijs. De door SIO geclaimde kosten, waaronder kosten van rechtsbijstand, vielen hier niet onder. De Raad concludeerde dat het beroep van SIO ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 27 augustus 2025.

Uitspraak

202200716/1/A2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (hierna: SIO), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (nu: de staatssecretaris voor Funderend Onderwijs en Emancipatie; hierna: de minister),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2020 heeft de staatssecretaris het verzoek van SIO om aanvullende bekostiging voor 2019 deels toegewezen.
Bij besluit van 21 december 2021 heeft de minister het door SIO hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft SIO beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 4 maart 2024, waar SIO, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. W.E. Pors, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.Y. van Hattum, vergezeld van dr. J.F.A. Ausses, mr. R.A.M. Veltman en I.C.M. Berkhout-Paape, zijn verschenen.
Overwegingen
Wie, wat, waar
1.       SIO is het bevoegd gezag van het Cornelius Haga Lyceum te Amsterdam (hierna: het CHL). Deze school verzorgt sinds augustus 2017 middelbaar onderwijs op islamitische grondslag.
1.1.    SIO heeft de minister op 8 augustus 2019 verzocht om aanvullende bekostiging voor het jaar 2019. SIO baseert dit verzoek op de artikelen 86 en 104a van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO).
1.2.    De minister heeft het verzoek van SIO gedeeltelijk toegewezen. Hij heeft bij besluit van 6 december 2020 voor het jaar 2019 een aanvullende bekostiging voor personeelskosten toegekend omdat het aantal leerlingen sterk is toegenomen. Hij heeft het verzoek om aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten afgewezen.
Wettelijk kader
2.       De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2.1.    Met ingang van 1 augustus 2022 is de WVO vervangen door de Wet op het voortgezet onderwijs 2020. Het bestreden besluit is genomen op 21 december 2021, zodat daarop nog de WVO van toepassing is zoals deze luidde voor 1 augustus 2020.
Beroep en verweer
3.       SIO betoogt dat de minister meer aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten had moeten toekennen. Zij stelt dat er in 2020 bij SIO een bijzondere ontwikkeling was in de zin van artikel 89 van de WVO. Er was in 2020 bij SIO een bestuurscrisis, die heeft geleid tot de schorsing en later het ontslag van de voormalige voorzitter van SIO. De daaruit voortvloeiende kosten moeten volgens SIO worden vergoed. SIO beroept zich ter onderbouwing van dit standpunt op de artikelen 89 en 104a van de WVO.
3.1.    De minister erkent dat de bestuurscrisis een bijzondere ontwikkeling was, maar meent dat de daaruit voortvloeiende kosten niet vergoed kunnen worden, omdat het geen kosten voor het verzorgen van onderwijs zijn.
Het oordeel van de Afdeling
4.       Ingevolge artikel 89, tweede lid, van de WVO kan de minister aanvullende bekostiging voor exploitatie verlenen als zich bij een school bijzondere ontwikkelingen voordoen. Ingevolge artikel 104a van de WVO kan de minister aanvullende bekostiging verlenen voor maatregelen ter verbetering van het onderwijs. Op de bekostiging van scholen zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) over subsidies van overeenkomstige toepassing (artikel 4:21, vierde lid, van de Awb).
4.1.    Een subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van bepaalde activiteiten (artikel 4:21, eerste lid, van de Awb). In de context van de WVO is deze activiteit het verzorgen van onderwijs. Daarom zijn de artikelen 89, tweede lid, en 104a van de WVO slechts van toepassing op kosten die moeten worden gemaakt om onderwijs te verzorgen.
4.2.    De door SIO geclaimde, maar niet vergoede, kosten zijn voor een belangrijk deel kosten van rechtsbijstand. Dit zijn geen kosten voor het verzorgen of verbeteren van het onderwijs. Deze kosten kunnen daarom niet op grond van de WVO worden vergoed.
4.3.    SIO claimt naast deze kosten van rechtsbijstand een bedrag van € 600.000 aan toekomstige kosten. Deze kosten zijn te weinig gespecificeerd om voor bekostiging in aanmerking te komen.
4.4.    Voor zover SIO meent dat zij schade heeft geleden door onrechtmatig handelen van de minister, kan zij een vordering op grond van onrechtmatige daad instellen bij de burgerlijke rechter, dan wel bij de bestuursrechter een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb doen. In deze bestuursrechtelijke procedure kunnen proceskosten slechts worden vergoed als SIO deze redelijkerwijs heeft moeten maken om het bestreden besluit aan te vechten (artikel 8:75 van de Awb). Het bestreden besluit is echter niet onrechtmatig.
Slotsom
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. B.P.M van Ravels en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:21
1.       Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
4.       Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.
Wet op het voortgezet onderwijs
Artikel 89. Aanvullende bekostiging exploitatiekosten
1.       Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld omtrent het verstrekken van aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten.
2.       Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs aan een school daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister op aanvraag van het bevoegd gezag onder door hem te stellen voorwaarden en voor een door hem te bepalen periode aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten verstrekken. De aanvraag wordt ingediend in het kalenderjaar waarin deze ontwikkelingen zijn aangevangen. Onze Minister besluit binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 104a
1.       Indien het bevoegd gezag tekortschiet in haar zorg voor de kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in artikel 23a, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag van een school of uit eigen beweging in overeenstemming met het bevoegd gezag maatregelen treffen.
2.       Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort de mogelijkheid het bestuur van de instelling te laten bijstaan door een extern deskundige. Ook kunnen onder voorwaarden extra financiële middelen aan de instelling ter beschikking worden gesteld.
3.       Onze Minister stelt nadere regels omtrent de toekenning van en verantwoording voor maatregelen, voor zover deze het verstrekken van financiële middelen betreffen.