202304993/1/A2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Lawn Tennis Club (LTC) Oude Pekela, gevestigd in Oude Pekela, gemeente Pekela,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juni 2023 in zaak nr. 21/1594 in het geding tussen:
LTC Oude Pekela
en
de raad van de gemeente Pekela
Procesverloop
Bij brief van 11 maart 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Pekela (hierna: het college) aan LTC Oude Pekela meegedeeld dat de raad bij besluit van 5 november 2019 heeft bepaald per 1 januari 2021 te stoppen met de onderhoudssubsidies voor twee tennisclubs in de gemeente, waaronder LTC Oude Pekela.
Bij besluit van 9 december 2020 heeft de raad het door LTC Oude Pekela daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2023 heeft de rechtbank het door LTC Oude Pekela daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 december 2020 vernietigd en de raad opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van haar uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft LTC Oude Pekela hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij brief van 14 december 2023 heeft het college aan LTC Oude Pekela meegedeeld dat de raad, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank, bij besluit van 28 november 2023 het door LTC Oude Pekela tegen het besluit van 5 november 2019 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond heeft verklaard.
LTC Oude Pekela heeft daartegen gronden ingediend.
LTC Oude Pekela heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 24 juli 2025, waar LTC Oude Pekela, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.H. Schuringa, bijstaand door mr. M.J.F. Nuijens, advocaat in Groningen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Inleiding
2. LTC Oude Pekela is opgericht in 1965 en sindsdien gevestigd aan de Raadhuislaan 105A in Oude Pekela.
3. Het onderhoud van de banen van LTC Oude Pekela werd aanvankelijk gedaan en betaald door de gemeente. Het onderhoud is in 2000 overgedragen aan LTC Oude Pekela. Dit wordt door partijen de privatisering genoemd. Bij de privatisering is afgesproken dat de gemeente jaarlijks een onderhoudsbijdrage van fl. 11.500,00 zal betalen aan de tennisclub. De laatste jaren is het bedrag onveranderd € 5.775,00 geweest.
4. De subsidie werd jaarlijks vastgesteld door de raad. Bij het vaststellen van de meerjarenbegroting 2021-2023 heeft de raad besloten om met ingang van 1 januari 2021 te stoppen met het verstrekken van de onderhoudssubsidie aan LTC Oude Pekela. Dit besluit is bij brief van 11 maart 2020 aan LTC Oude Pekela bekendgemaakt.
5. De raad heeft het bezwaar van LTC Oude Pekela tegen het stopzetten van de onderhoudssubsidie ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van 9 december 2021 van de commissie van advies voor de bezwaarschriften. In het advies is vermeld dat de noodzaak om te bezuinigen een beleidswijziging is die voldoende grond biedt om een subsidie te beëindigen. Niet is gebleken dat de uitlooptermijn van negenenhalve maand, gerekend vanaf de mededeling van het besluit door het college, in dit geval onredelijk is. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake, omdat LTC Oude Pekela is geprivatiseerd en de voetbalclub van Pekela waar LTC Oude Pekela op heeft gewezen niet is geprivatiseerd. Hoewel LTC Oude Pekela voorafgaand aan het besluit niet is gehoord, is dit gebrek hersteld met de hoorzitting in de bezwaarfase.
Uitspraak van de rechtbank
6. De rechtbank heeft overwogen dat weliswaar vaststaat dat LTC Oude Pekela voorafgaand aan het besluit van de raad om de subsidie stop te zetten ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, maar dat dit verzuim in de bezwaarfase is hersteld. Tijdens de hoorzitting op 7 oktober 2020 is LTC Oude Pekela in de gelegenheid gesteld om haar standpunt over het intrekkingsbesluit naar voren te brengen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het besluit om de subsidie te beëindigen niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat de stelling van de raad dat er een begrotingstekort is niet met relevante beleidsstukken is onderbouwd.
Hoger beroep
Hoorplicht
7. LTC Oude Pekela betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij ten onrechte niet is gehoord voorafgaand aan de beëindiging van de subsidierelatie. Als een langdurige subsidierelatie wordt beëindigd, moet altijd voorafgaand aan het primaire besluit een onderzoek worden ingesteld.
7.1. Niet in geschil is dat de raad LTC Oude Pekela op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in samenhang gelezen met artikel 4:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, bij de voorbereiding van het besluit van 5 november 2019 in de gelegenheid had moeten stellen om een zienswijze naar voren te brengen. De schending van de hoorplicht is echter genoegzaam hersteld doordat LTC Oude Pekela haar zienswijze tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase alsnog naar voren heeft kunnen brengen. Het is vaste rechtspraak dat de schending van de hoorplicht in bezwaar kan worden hersteld, ook in het kader van het stopzetten van een subsidie. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1359, onder 4.1. In het betoog van LTC Oude Pekela ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. De stelling van LTC Oude Pekela dat het bij de hoorzitting alleen maar over de noodzakelijke bezuinigingen ging en niet over de gevolgen van het besluit voor LTC Oude Pekela, leidt ook niet tot het oordeel dat de hoorplicht is geschonden. Uit het verslag van 7 oktober 2020 van de hoorzitting volgt namelijk dat er ook is gesproken over de gevolgen van het intrekken van de subsidie voor LTC Oude Pekela. 7.2. Het betoog slaagt niet.
Redelijke uitlooptermijn
8. LTC Oude Pekela betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de raad bij het bepalen van een redelijke uitlooptermijn ten onrechte is uitgegaan van de datum van bekendmaking van de stopzetting van de subsidie. Omdat zij pas op 7 oktober 2020 in het kader van de bezwaarprocedure is gehoord, moet van deze datum worden uitgegaan bij het bepalen van de redelijkheid van de termijn. De termijn is dus minder dan drie maanden en deze termijn is, gelet op de lange subsidierelatie, onredelijk kort.
8.1. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb dient ertoe de subsidieontvanger in staat te stellen maatregelen te treffen om de gevolgen van de beëindiging van de subsidierelatie te ondervangen. Bij brief van 11 maart 2020 heeft het college aan LTC Oude Pekela duidelijk en ondubbelzinnig meegedeeld dat de raad heeft besloten om met ingang van 1 januari 2021 geen onderhoudssubsidie meer te toe te kennen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de redelijke termijn met deze brief is aangevangen. Dat LTC Oude Pekela op dat moment nog niet in de gelegenheid was gesteld haar zienswijze te geven, leidt niet tot een ander oordeel. Vanaf de brief van het college wist zij immers dat de subsidierelatie zou worden beëindigd. LTC Oude Pekela heeft geen omstandigheden gesteld op grond waarvan tot het oordeel moet worden gekomen dat de termijn van negenenhalve maand onredelijk is. Op de zitting heeft LTC Oude Pekela namelijk vermeld dat zij niet in financiële moeilijkheden is gekomen, omdat zij tijdig een sponsor heeft weten aan te trekken. Voor zover LTC Oude Pekela betoogt en op de zitting van de Afdeling heeft toegelicht dat de afspraken die in 2000 in het kader van de privatisering zijn gemaakt van invloed zijn op de redelijke termijn, overweegt de Afdeling dat die afspraken niet gaan over het bepalen van deze termijn.
8.2. Het betoog slaagt niet.
9. Het hoger beroep is ongegrond.
Besluit van 28 november 2023
10. Bij besluit van 28 november 2023 heeft de raad opnieuw op het bezwaar beslist. In het besluit heeft de raad vermeld dat hij het stopzetten van de subsidie handhaaft, omdat er een noodzaak is om te bezuinigen. De programmabegroting 2020 laat een tekort zien van afgerond € 514.000,00. De meerjarenbegroting vertoont een jaarlijks tekort van € 923.000,00 oplopend naar € 1.348.000,00 in 2023. Om de meerjarenbegroting sluitend te krijgen, moest het begrotingstekort door middel van verschillende bezuinigingsmaatregelen beperkt worden. Eén van deze maatregelen was het met ingang van 1 januari 2021 stopzetten van de onderhoudssubsidies aan de twee tennisclubs van de gemeente Pekela, waarvan LTC Oude Pekela er één is. Ook stelt de raad zich op het standpunt dat de subsidie met inachtneming van een redelijke termijn is beëindigd. Deze termijn is ervoor bedoeld om een oplossing te vinden voor de stopzetting van de subsidie en te zoeken naar andere mogelijkheden om aan eventuele financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zoals een contributieverhoging of het aantrekken van nieuwe sponsoren. De termijn van negenenhalve maand is lang genoeg om te anticiperen op de nieuwe situatie.
11. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van die wet, beoordeelt de Afdeling het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 28 november 2023.
Beoordeling beroep van rechtswege
12. LTC Oude Pekela betoogt dat de raad de subsidie niet op deze manier mocht stopzetten. Bij de privatisering is afgesproken dat de club ieder jaar een bijdrage voor het onderhoud van de tennisbanen zou ontvangen. De stopzetting van de subsidie is daarom in strijd met de goede trouw. Bovendien kan de in het nieuwe besluit op bezwaar van 28 november 2023 gegeven motivering het besluit tot beëindiging van de subsidierelatie nog altijd niet dragen. Ten onrechte heeft de raad in het besluit geen belangenafweging gemaakt. Niet wordt onderbouwd waarom de subsidieverlening aan LTC Oude Pekela volledig wordt ingetrokken, terwijl de raad de subsidie aan andere sportverenigingen continueert.
12.1. Op grond van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb mag de raad een subsidie, die voor drie of meer achtereenvolgende jaren is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geheel of gedeeltelijk weigeren op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten. De raad komt daarbij een grote mate van beleidsruimte toe. Voorwaarde is wel dat daarbij een redelijke termijn in acht wordt genomen. Zie ook de Obase-uitspraak van de Afdeling van 20 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3914, onder 9.1. 12.2. Volgens vaste rechtspraak kan een beleidswijziging, ingegeven door de noodzaak te bezuinigen, in beginsel een grondslag vormen voor de beëindiging van de subsidierelatie en - in het verlengde daarvan - voor de weigering subsidie te verlenen voor een nieuw tijdvak. De beleidsruimte die de raad toekomt bij de weigering van een subsidie als in dit geval vindt haar begrenzing in algemene rechtsbeginselen, met name de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen. Bij de beoordeling van een dergelijk besluit moet bezien worden of de raad, met inachtneming van voormelde beginselen, in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, tot dat besluit heeft kunnen komen. Zie bijvoorbeeld de Nationaal Park Hoge Veluwe-uitspraak van de Afdeling van 13 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1507, onder 7.1. 12.3. In het besluit van 28 november 2023 heeft de raad alsnog met stukken onderbouwd dat het noodzakelijk is dat er wordt bezuinigd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dat besluit, gelet op de motivering ervan zoals hierboven weergegeven, alsnog afdoende onderbouwd dat sprake is van veranderende omstandigheden die zich tegen de voortzetting van de subsidierelatie verzetten. Verder heeft de raad toegelicht dat er een relevant verschil is tussen LTC Oude Pekela en de andere sportclubs, waaronder de voetbalclub, in Pekela. De tennisclubs zijn namelijk geprivatiseerd en de andere sportclubs niet. Voor die clubs voert de gemeente nog steeds het onderhoud uit. Daarom betalen de andere sportclubs huur aan de gemeente, terwijl LTC Oude Pekela geen huur hoeft te betalen. Dit zijn dus geen gelijke gevallen.
12.4. Het betoog slaagt niet.
13. Het beroep van rechtswege tegen het besluit van 28 november 2023 is ongegrond.
14. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep ongegrond;
II. verklaart het beroep van rechtswege tegen het besluit van 28 november 2023 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. M.C Stoové, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
284-1067
BIJLAGE
WETTELIJK KADER
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:7
1. Voordat een bestuursorgaan een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, en
b. die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt.
[…].
Artikel 4:12
Het bestuursorgaan kan toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 voorts achterwege laten bij een beschikking die strekt tot het vaststellen van een financiële verplichting of aanspraak indien:
a. tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld, en
b. de nadelige gevolgen na bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.
2. Het eerste lid geldt niet bij een beschikking die strekt tot:
a. het op grond van artikel 4:35 of met toepassing van artikel 4:51 weigeren van een subsidie;
b. het op grond van artikel 4:46, tweede lid, lager vaststellen van een subsidie, of
c. het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van een subsidieverlening of een subsidievaststelling.
Artikel 4:23
1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
[…]
3. Het eerste lid is niet van toepassing:
[…]
c. indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of
[…].
Artikel 4:51
1. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
[…].